Piekerans van een straatslijper
(ca. 1955)–Tjalie Robinson– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 156]
| |
Mijmering met haar op de tandenEvenals alle knorrige ouweheertjes constateert uw dienstw. dn. voortdurend dat de tijden gewis steeds oppervlakkiger worden. Maar gelukkig beweegt hij zich niet op de hoge terreinen van kunst, cultuur en politiek en peutert hij alleen naar vlooien in het haar van Apollo. Om eens letterlijk bij dit onderwerp te blijven: is de mensheid niet met spreker van mening dat de kunst van het haarsnijden en het haardragen (van mannen bedoel ik) aan het afsterven is? Bekijk eens de foto's van twintig, dertig jaar terug en ontdek hoe fier de schedeltooi door de heren der schepping toen rondgedragen werd. Dan wil ik nog niet eens spreken van de tientallen snoren baardstijlen - een cultuurvreugde die pas in krijgsgevangenschap herontdekt werd - maar alleen van het hoofdhaar met zijn vele variaties van scheidingen, krulpartijen en spuuglokken. Dan wil ik alleen nog denken aan de kunstvaardigheid van de destijdse coiffeurs en aan de waardering die je barbierbezoek direct ondervond in vrienden en kennissenkring. Hah! Als je toen net van de barbier kwam, zag iedereen het. Pa kon dan wel snuivend zeggen: ‘Zo, ben je weer van de trappen gevallen?’ maar hij vond z'n zoon er toch maar weer piekfijn uitzien. Zo ook Ma, die tevreden constateerde dat je weer op een mens leek, maar dan ook meteen ontdekte dat je flaporen een extra-schoonmaakbeurt mochten hebben of dat de hoofdhuid met olie ontvuild moet worden. Na soedahGa naar eind+, onverdeelde vreugde kan er nu eenmaal niet zijn in dit tranendal. Je vrienden zeiden: ‘Stijl-njaGa naar eind+ ah!’ of ‘Ait! Lima sénGa naar eind+ onder de asemboom’Ga naar eind+ of ‘Tjap batokGa naar eind+!’ Franse vriendjes op de HBS spraken van ‘Salon de pouhoun asém’ en in variatie op het ‘en brosse’ van ‘en batoque!’ Soms zeiden ze ‘Volhende keer branden máár!’ en jagers zeiden verheugd: ‘Als volle maan, jahen ja?’ Dat was een bedekte aanduiding dat je hoofd leek op een afgebrand alang-alang-veldGa naar eind+. En als daar de nieuwe poetjoeksGa naar eind+ opkomen, dan is het met volle maan toch heerlijk herten jagen? Ja, men droeg toen niet alleen met trots haar op het hoofd, maar haar op de tanden. Maar alleen de eerste soort | |
[pagina 157]
| |
werd geknipt. De tweede soort zelfs niet gepoetst en als we een vriendje tegenkwamen met een helderwit gebit vroegen we verbaasd: ‘Loh! Jij eet teboeGa naar eind+ van waar!’ Want van het kluiven op een stang suikerriet kreeg je zeer schone tanden. Hoe dan ook, dat heeft weer met het haar niets te maken. Ik wou alleen maar zeggen dat destijds alle haar de man sierde, het reële haar cranium, bovenlip en kin, maar ook het denkbeeldige haar op de tanden. Dus was er ook veel interesse voor knippen en was een haarknipper een achtenswaardig mens. Tussen twee haakjes: waar zijn toch al de Bombaybarbiers gebleven? Vroeger waren er zoveel - en ze heetten bijna allemaal Moetoe - dat je heel gewoon kon zeggen: ‘Het wordt tijd dat ik weer naar Moetoe ga’ en iedereen snapte dat je naar de barbier moest. Barbiersalons hadden toentertijd zonder uitzondering de kleurige barbiersstaf uitstaan. De grote zaken hadden deftige meubels met gedraaide poten, marmeren bladen en soms zelfs een motor met aan de zolder een draaistang en loopwielen met drijfriemen, waarmee roterende borstels in actie konden worden gebracht om weerspannig haar mee achterover te drukken. De buitenbarbiertjes waren heertjes, die naar hun werk togen met doktersvaliesje of leren handkoffertje in den hand en met een plankje onder de arm. Op het plankje was geschilderd ‘Salon de coiffeur’. Dat bordje werd op de boom gehangen, waar ook het tafeltje kwam te staan met het servetje, de scharen, scheermessen, tondeuzes, de crême-potten en de botol-semprotGa naar eind+. Een stoeltje erbij, een spiegeltje aan de boom en daar had je het salon. Af, meneer! Spot niet met deze asemboomcoiffeurs! Want daar waren puikbeste knippers bij. Je had er vroeger veel en veel meer dan nu. Er was geen straat met schaduwbomen of je vond er minstens één barbier. En omdat de meeste schaduwbomen destijds asembomen waren, heetten deze coiffeurs asemboombarbiers. En omdat alles wat nederig is, automatisch verward wordt met slecht, meende men dat het waarmerk voor slecht haarsnijden ‘knippen onder de asemboom’Ga naar eind+ was. Zoals gezegd: dat is fout en menige oud-gardist zal uit ervaring kunnen getuigen dat er onder deze asem- | |
[pagina 158]
| |
boomartisten werkelijke kunstenaars met de schaar waren. Want al liet men zich dan niet onder de asemboomGa naar eind+ aan het Waterlooplein knippen, men liet deze knipper toch wel thuis komen. Zo waren er heel wat barbiers die op gezette dagen in de maand vaste adressen afliepen. Deze heren waren allemaal ‘doeloe assistèn Wolff’Ga naar eind+ zoals elke snijder op de pasar zich ‘doeloe koepir de Koning’Ga naar eind+ noemde. Het was weliswaar niet waar, maar dit leugentje werd pour acquit de conscience altijd graag geaccepteerd. Onze huisbarbier was Djoefri, een klein uitgedroogd mannetje met een Madurese snor, een wrat met twee lange heilige haren op de kin, een hoofddoek plus een schuins op het voorhoofd staande helmhoed, een wijde kebaja en een nauwe gekreukte broek, deftige sandalen en een knipkoffertje. Hij was zwijgzaam en efficient. Er werd een stoel in de gang van de bijgebouwen gezet en achtereenvolgens namen de Robinsonnetjes daarop plaats en werden gekortwiekt, terwijl de anderen toekeken en met karètjesGa naar eind+ mikten naar angstig vertrokken maar onbeweeglijke gezichten en moppen tapten en bangmaakten met opmerkingen als: ‘Adoeh, te veel deraf, seh!’ of ‘Pas op, jouw oor hij knip!’ Soms moesten we ook even bij de buren vragen of daar behoefte was aan een grote schoonmaak en kregen Jantje, Felix en Keesje van links en Mausje, Wiewie, Pang en Adé van rechts naast ons ook een beurt. Na afloop moesten de Robinsonnetjes van hun Ma het hoofdje wassen met carbolzeep om te voorkomen dat wij van de buurjongetjes luizen of hoofdzweren overkregen. En ik vermoed dat dezelfde voorzorgsmaatregelen ook wel bij de buren werden genomen. De barbiers uit die dagen waren allemaal well-gegroomed, ze onderscheidden zich van andere levende wezens door enigszins krakerig-stijve bewegingen, een dokterstasje, terompa's of sandalen, een lang sigarettenpijpje en een zakhorloge. Het waren achtenswaardige mannen, die zich nimmer haastten en weinig praatten. Als ze het wél deden, praatten ze met vriendelijke, geduldige stem. Bij hun werk speelde de tondeuze een ondergeschikte rol. Het knippen met de schaar was De kunst. Nimmer happensmoe flitste en snapte het | |
[pagina 159]
| |
ding door de lucht, capriolen makend als een dartelende vlinder, af en toe in sublieme duikvlucht neerstrijkend op de pruik om met coquette, artistieke hapjes fracties van millimeters af te happen om dan glorieus snappend weer op te stijgen in het luchtruim. De kam werd in de onderhandse greep vastgehouden, elegant en liefkozend. Ondertussen keek je - op het Waterlooplein - uit naar de voetbal wedstrijden van Sparta of BVV, naar de voetballende schooljongens, de ravottende kinderen en de verkopers van aroemanis of katjang goreng. De zon stond laag over het wijde veld te schijnen en zette de Gedong Poetih in floodlight. Daarvóór stond Jan Pieterszoon Coen in zijn hartveroverende houding van d'Artagnan, wijzend naar de grond en gebiedend ‘Kom hier met die frikadel!’ roepend naar de leeuw met de aarbol bovenop de slanke zuil van Waterloo midden op het veld. Als dan de klokken van kathedraal hun galmende slagen als cricketers over de open stad sloegen, was alles mooi en alleen een toevallige blik in het scheve en gebarsten spiegeltje van de haarsnijder kon je ontsteld tot de werkelijkheid terug roepen. Want evenzeer onder de invloed van de romantische schoonheden des levens was de kapper soms bezig je een ideale chauffeurs-haartooi aan te smeren. Die bestond dan uit een onaangetast gebleven topbegroeiing van het cranium en een zeer nauw afgesneden zijvegetatie. De overgang van kaal naar vol werd geknipt in een fraaie parabolische uitwaartse curve, zodat je hoofd wel leek op een gestyleerde bloemkool. Maar zelfs in die tijd had ik veel appreciatie voor een crew-cut. Die luifels links, rechts en achter moesten er dus af: recht en stijlvol opbouwen naar boven toe was mijn devies. Maar dat was voor de meeste haarsnijders een haast onoplosbaar probleem. Ze eindigden altijd met een toch iets naar buiten uitgelopen zijbesnoeiing, waardoor je er meestal uitzag als Dagwood of met een teveel ingesneden afronding naar boven toe, waardoor je leek op een kuifwoerd, U weet wel zo'n eend met een tabakspruim op z'n kop. | |
[pagina 160]
| |
Daarbij hadden vele barbiers de onweerstaanbare lust om tochtlatten in te lassen in het knippatroon, soms naar voren toe bijgepunt als bij een wajang-poppekop. Nooit ongeduldig wegrennen na het snijfeest was dus het eerste gebod. Eerst nog een grondige inspectie in de spiegel, eventueel geassisteerd door het spiegeltje van de andere asemboomGa naar eind+. Het tragische bij barbiers is, dat er bij het fatsoeneren altijd alleen nog maar áf kan, nooit bij. Als dus bij het opknippen van de hals af te lang dicht bij de huid is afgegraasd en je wil per sé een geleidelijke overgang naar de top hebben, dan moet er soms zoveel van af, dat je je haar net zo goed en brosse kan dragen. Het lamme is dat dit je evengoed overkomen kan in het echte kapperssalon als in het geimproviseerde salon onder de asemboomGa naar eind+. De kans op maltraitering in de grote salons is overigens groter dan onder de asemboomGa naar eind+, want in een salon word je telkens weer door een ander geknipt, die niet precies weet wat je wilt. Maar de man onder de asemboomGa naar eind+ is een solitair. Na op zijn hoogst twee mishandelingen weet hij precies wat je hebben wilt en ben je verder je leven lang het heertje. Wat vroeger ook een schoon ritueel was, thans ondergeschikt en oppervlakkig gemaakt, was het bijscheren en scheren. Op de eerste plaats misschien omdat het doodgewone scheermes toen nog een ereplaats innam in elke gentlemangrooming. Mijn vader en al mijn ooms hadden een mooi scheermes-etui met in een zemen doekje een droom van een scheermes met een glanzend heft van been, hoorn of ivoor. In de scheerdoos waren er dan ook nog een slijpsteentje en een scheerriem naast de normale paraphernalia van kwast, zeep, enzovoort. Het slijpen van het scheermes was een kunst, waar je trots op mocht zijn en je moest als kwajongen niet proberen je zakmes op dat slijpsteentje te scherpen. In onze familiekring was Oom Wim de kampioen-scheermessenslijper. Oom Wim had eenmaal een proeve gedaan met het veiligheidsscheermes kort nadat hij in de stadsschouwburg (bij de vertoning van o.a. de Barbier van Sevilla door een Italiaans operagezelschap) het prachtige schilderij op het scherm gezien had voor Gilette. De stralende papa in pyama met een | |
[pagina 161]
| |
half ingezeept gezicht, die spelenderwijs geschoren wordt door zijn cherubijnig zoontje op de arm. In een speelse progressieve bui had Oom Wim ook zo'n veiligheidsscheermes gekocht, Tante Sannie opgewonden vertellend van dit wonderlijke mes waar je de gekste kanten mee uit kon scheren zonder een schrammetje op te lopen. Hij had zich in zijn baadje-kous aan de grote etenstafel gezet, met zijn hele scheersantekraam voor zich uitgesteld en was met speelse en stoute gebaren aan het scheren gegaan. Tien minuten later werd hij bloedend als een rund zowat weggedragen door een vreselijk geschrokken Tante Sannie, die en passant het verraderlijke mes in de kwispedoor mikte. Daarna had Oom Wim voorgoed genoeg van moderne snufjes. Sinds het electrische scheermes uitgekomen is, leest hij trouw de kranten na om eindelijk het langverwachte berichtje te vinden, dat meldt dat een argeloos scheerder door een afschuwelijke electrische schok op slag gedood is. Eens gebeurt het, daar is hij van overtuigd.
Maar ondertussen is het haarsnijden - voor mannen althans - sinds lang geen kunst meer. Alle mannen lopen met zwaar bijgepunte kop, zonder enige fantasie. Zelfs onder de jongelui is de Amerikaanse crew-cut zwaar in de mode gekomen. Hah! Wat is een leeuw als je hem zijn manen afneemt? Bovendien is veel mannelijke schoonheid geheel verdwenen. Of je nu op een ministers- of een SMP-scholierenreceptie komt, alle heren zijn precies eender geknipt: bijna kaal. Hoe zit dat? Zijn wij de les uit krijsgevangenkamp vergeten? Wat een ramp was die kaal-knipperij! Adoeh, ons entree in het 4de en 9de Bat, waar alle tawanans kaal waren als galeiboeven. Ach, niet alleen al die lelijkheid, maar vooral de schande! Maar alsjeblieft, binnen twee dagen moest alles botak zijn, want anders.........! Onze kampbarbiers hadden drukke dagen. Eigenlijk was iedereen barbier die in het gelukkige bezit was van een tondeuze. Toen ik onder het mes ging, lachte Louis zich een breuk en zat ik met een tragisch gezicht voor me uit te staren. En toen Louis onder het mes ging, zat ik erbij en lachte me kripoetGa naar eind+. Er waren heel wat luitjes, die zwoeren dat we binnen | |
[pagina 162]
| |
drie dagen door de Amerikanen bevrijd zouden zijn en die onder hun kwartiermuts zorgvuldig verborgen een vrijheidshaardotje meesmokkelden. Maar de Jap had de gewoonte om bij het appèl wel eens ‘Tatsbo!’ te brullen, wat ‘hoeden af!’ betekende. Ach ja, en dan werd er natuurlijk weer gemuilpeerd dat de stofwolken en haarplukken in het rond vlogen. Af en toe riep Susuki er een lijfwacht bij en die deed dan pogingen om met zijn bajonet de schedelbegroeiing op geordonneerd niveau te brengen. Ja, dat deed zeer. Zo liepen we tenslotte allemaal kaal rond en we hadden zelfs het koffiehuis van ‘De Twee Kale Koffieboeren’, maar bij elke bevrijdingsgerucht dat z'n hoofd opstak, begon er steelgewijs weer haar te groeien maar dat werd dan telkens weer met de ijzeren vuist ongeruimd. Toen we op transport Singapore, d.w.z. Changi Jail, met een bezoek vereerden, waar de kaalknipperij niet werd toegepast, waren we wild van vreugde. ‘Lang haar! Lang haar!’ riepen we, want we roken de vrijheid. Zo zie je maar, wat ons haar nog voor ons betekenen kan. Niet alleen in het verleden, maar ook nu. Maar over de barbier van vandaag, luitjes, gaat het volgende kletspraatje. |
|