Piekerans van een straatslijper
(ca. 1955)–Tjalie Robinson– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 25]
| |
De stad van KoffieboerenMocca-kotjokGa naar eind+ is zo'n typisch ding van Djakarta waarmee deze stad zich bij alle ouwe en nieuwe anak-Betawie onsterfelijk maakt. Zoals ook de uitvinder ervan, de koffieboer, een uitgesproken Djakartase figuur is. De koffieboer heeft vaker dranken uitgevonden, die een rage werden voor straatlievend en dorstig Djakarta. Het doet er verder niet toe of zo'n idee nieuw is. Het gaat erom, dat de koffieboer kans ziet zo'n drank bij den Djakartaan populair te maken. Het gaat er verder ook om of de Djakartaan ontvankelijk is voor nieuwe ideeën en er enthousiast zijn hart aan kan verpanden. Djakarta heeft een tijd gehad dat iedere koffieboer stroop-kelapa-kopjorGa naar eind+ verkocht (vijf ‘gob’ - halve stuivers - per glas), zo'n grote bel klapa kopior met vanille-stroop en ijs pasraGa naar eind+ weet je wel. Een welkome ‘break’ na altijd weer seteropbiasaGa naar eind+ (met selasie, kolang-kaling of gewone klapper). Om twee uur 's middags, als je je in Djakarta voelt als Beau Geste | |
[pagina 26]
| |
in de Sahara, is zo'n stroop klapa kopior gewoonweg om devoot bij te worden. Met zo'n lang lepeltje onderin roeren, weetje, die ijsbal eerst laten staan en dan zo langs het lepeltje, met bovenlip en neus in die ijsbal, zachtjes die stroop naar binnen slurpen, af en toe zo'n koel brok klapper op je tong. Tsk, tsk! Toen kwam een korte tijd de stroop-tjoklat-soesoe: net zo'n groot glas, maar dan gevuld met chocoladestroop, verse koemelk en ijs. Ach, ach! Vijftien cent. En daarbij een portietje tahu-goreng, knetterend uit de wadjan, je at en dronk je gewoonweg het heen-en-weer. Jammer genoeg kwam toen meteen de ijs-shanghai de markt veroveren. Werd voor het eerst geserveerd in een tentje schuins tegenover Rialto-Bioscope. Dat was nog de echte ijs-shanghai: geraspt ijs met dikke, zoete blikjesmelk en een paar druiven op water uit blik. Moet je horen! Stak je je verschroeide neus en open mond met verdroogd gehemelte in de ijstoren, niet drinken eerst. Draaide je je oogballen naar KohGa naar eind+ en kwam je zo met je wijsvinger: ‘tik!’ Betekent: ‘Lagi 'atuGa naar eind+!’ Die ijs shanghai is nog steeds erg populair, al is z'n samenstelling erg veranderd en heet-ie ook wel ijs-combination. Pas na de oorlog kwam de mocca-ijs of mocca-kotjokGa naar eind+ op. Als u een Meneer bent en dus niet bij koffieboeren op bezoek kunt komen, kunt u uw fatsoen bewaren en toch een goede mocca-kotjokGa naar eind+ savaureren op het terras van het Menteng-theater. Voor Meneer een mocca-kotjokGa naar eind+ en voor mevrouw een Glas de Pépé bijvoorbeeld. Verder voelt u zich net zo senangGa naar eind+ als op het Glodokplein of Kramat, zo met die bedelaars en straatmuzikanten (‘Die Mauje Maul'n’ en ‘Sersan Major’, weet u wel). Overigens begint men ook met deze drank alweer te experimenteren. In het Padangs restaurantje tegenover het Alhambra-theater bv. serveren ze een mocca-kotjokGa naar eind+ helemaal zonder mocca. Maar de shaker daar is werkelijk een ‘peer’ in zijn vak. Zijn mocca-ijs zou je haast een sorbet kunnen noemen, framboise van kleur en met een vriezend schuim tegen je verhemelte om ‘amen’ bij te zeggen. Daar is ook een listige bedelaar. Dat wil zeggen: ik dacht eerst dat het drie bedelaars waren, maar achteraf bleek het | |
[pagina 27]
| |
dezelfde te zijn, die zich na elke raid gauw even omkleedde achter een schotje (very, very decent indeed!): ander jasje, ander hoofddeksel, andere stem. Gelukkig dat ik door die mocca-ijs in zo'n goede stemming was. Maar laat me niet afdwalen: als representant van de straat en zijn ‘familieband’ met de straatslijper is de koffieboer niet zoals elders zo maar een vent die dranken uit flesjes serveert, maar hij schenkt zijn vrienden graag iets bijzonders. Hij laat zich graag KohGa naar eind+ of KetjilGa naar eind+ noemen en kent veel van zijn gasten bij naam: Sinjo Kaka (Karel) of Tuan Kalap (de Graaff). Hij weet dat zijn gast als rechtgeaard Djakartaan medezeggenschap wenst over zijn koele slok. (‘Tambah goelanja, dongGa naar eind+!’, Koerang soesoe 'ni, KohGa naar eind+!’) en over het algemeen weinig voelt voor zo'n stomme vloeistof uit zo'n stom flesje. Hij wil zijn drank liefst zien (en horen) mixen. Aangezien zijn klant honderd procent op zijn gemak moet zijn, staat hij toe dat de directe omgeving van zijn koffiehuisje bezet is door verkopers van gado-gadoGa naar eind+, satéGa naar eind+, djoe-hieGa naar eind+, djakienGa naar eind+ en tahoe-gorengGa naar eind+. Er hangt dus altijd een geur van kostelijke spijzen om zo'n koffiehuis heen, een geur ‘die harte (en beurse) oopmaak’. Soms ook opmaak. Bij het koffieboeren wordt rücksichtlos getracteerd en men voelt zich rijk, gelukkig en vrij. In feite vindt men er een element van huiselijkheid, zoals het moderne huis die niet meer kent: het serveren van iets eigens, iets aparts, dat een wezenlijk kenmerk kan worden van een gastvrij huis met een prettige gastvrouw. Elke huismoeder van tempo doeloeGa naar eind+ had een specialiteit, waardoor ze beroemd was: ananasprol of halve maantjes of kuwé semprong, een bijzondere tjendol, theebier of zelfgemaakte stroop-susu. Dat is eruit nu. En daarom mist Indonesië iets belangrijks van zijn oude beroemde gastvrijheid. Een gast ontvangen met een glaasje crush is niets bijzonders. Een gast iets serveren dat het stempel draagt van het huis en dat getuigt van waardering en kennis van producten van eigen land is wel wat bijzonders. Als je nummers van Esquire, Ladies Home Journal en Post doorkijkt, zie je dat de Amerikaan een heel | |
[pagina 28]
| |
wat eerlijker en dankbaarder instelling heeft op zijn land. Er is daar (vooral in de Zuidelijke staten) een verbijsterende collectie van fizzes, cocktails, punches, long drinks en juices, samengesteld van diverse vruchtensappen, soda, koffie, melk, al dan niet gekruid met een citroentje, een likeurtje of een olijf, waarvan de aanblik je gewoonweg doet zwemmen in (visueel) genot, want als je zelf wat zoekt in kast of frigidaire, dan heb je alleen maar een limoentje, hoor. Of zo'n crush. Maar welke huisvrouw vindt hier nu wat uit? En verstaat de kunst algemeen populair te maken? Is er heus niets anders te doen met ananas, dan er plakjes van te snijden? Zijn suikerrietsap, klapperwater en klappermelk inferieur? Of is de algemene smaak toch indifferent en fantasieloos, zodat zelfs de meest enthousiaste huisvrouw haar interesse verliest? Of moet er weer gewacht worden tot we via de States een drank uit eigen land terugkrijgen en dan onder een andere naam natuurlijk? Overigens is er groot verschil tussen het koffiedrinken in Djakarta (en trouwens in heel Indonesië) en het koffiedrinken elders in de wereld. Dat blijkt wel uit het bestaan van het woord en het begrip ‘ngopi’ (de werkwoordsvorm van kopi = koffie): genoegelijk babbelen bij de koffie. Een soort ‘borrelen’ dus, maar dan met de ‘cups that cheer but not inebriate’. Prettig praten is hierbij de hoofdzaak; de koffie is hoogstens katalysator. Familietwisten en zakenstrubbelingen kunnen het best al ‘ngopi-end’ worden afgedaan. Wat is het prettig ergens in de kampong bij een vriend op bezoek te gaan, in zijn kleine knusse huisje achter de delima en de boewah-nonaGa naar eind+. Na de voetenveger van gevlochten staaldraad met de witte knikkertjes, die ‘Welkom’ zeggen. Veel witte knikkerjes zijn gepijpt door stoute jongens, maar geduldig vervangen door glazen stuiters in verschillende kleuren. Wat toch ook mooi is. Je zit daar in zo'n peuterig voorgalerijtje met porceleinen goudvissen aan de muren, waar muurplanten uit hangen, in een heel ouwe schommelstoel aan een klein zwart gecireerd tafeltje met paarlemoeren inzetstukjes en een rond marmeren tafelblad. Twee gebloemde kopjes | |
[pagina 29]
| |
op tafel met en dekseltje voor de koffie om heet te blijven en tegen de vliegen en met zo'n grote, hoge geëmailleerde tèko (koffieketel), waaruit je telkens bijschenkt met heel lange, dunne straal. Met een schaaltje lekker naar zaagsel smakende koekjes (lekker, omdat ik toch niet van zoet hou) en de eerste minuten in een donderende waterval van muziek. Want daar houdt de kleine man van: in een lawine zitten van knalharde radiomuziek en schijnbaar volkomen onberoerd dromerig in de verte staren. Maar als Rais merkt dat ik het niet leuk vind, wordt de radio toch maar afgezet en ligt de landelijkheid van de kampong daar als een schilderij van Pieter Brueghel, met simpele mensen-en dingen-figuurtjes, met het nijvere geklepper van een windmolentje aan de bamboevaan hoog boven de djamboe, met klaterend kindergelach in de verte, het belletje van de misdienaar, nee van de ijsman, de magere vuilnisbakkenkat die ogenknipperend in de zon ligt en naar moeder entokGa naar eind+ kijkt, die met twaalf donzen waggelaartjes op het weggetje defileert. Onze praat wordt even onpretentieus als de praat van de entokGa naar eind+ en dat is precies het goede niveau om De Grote Problemen Der Mensheid te bespreken en zelfs de veel lijflijker familieproblemen. Dat is ngopi. Ngopi kan je thuis doen en aan de ‘kouwé hoek’, maar wat een mens alzo op z'n lever heeft, gaat er het best af met veel kleine tjangkirsGa naar eind+ ‘zwart en heet’ of met één ijskoude kanjer kopi-soesoe. Inplaats van suiker gebruikt men hier vaak vanille of madoe (honing) en zo'n echt Hollands ‘kleintje koffie’ kan men hier met geen mogelijkheid maken. Wie hier dus per sé Hollands wil koffie-drinken, kan wel aan het vloeken blijven. En er zijn nog van die sufferds die het doen ook. Neen, wie de Djakartase koffie in al zijn verschijningsvormen appreciëren wil, die moet eerst leren wat ‘ngopi’ is. En dat is levensfilosofie. Op het ogenblik komen we alleen maar bij mekaar op de koffie. Figuurlijk ook, want zo'n echt Hollands kopje koffie, zo'n kleintje materiegeworden aroma, weetjewel, dat is er hier maar zelden bij. Terwijl de nationale kopi toebroek bij de Europeaan geschrapt schijnt als vulgair. En wat smaakt zo'n | |
[pagina 30]
| |
kopje toch nog altijd bestiaal heerlijk op de ochtendwandeling, kwart over vijf, half zes zo, bij de koffieventer op het trottoir. Met een stukje vers gebakken talesGa naar eind+ of stomende ketan met vers geraspte klapper, nog goerihGa naar eind+. Daar zit je met betjakvoerders, chauffeurs en nachtwakers die allemaal zitten te kleumen en hunkerend naar het flakkerende houtvuur onder het koffieblik kijken. Er wordt amper niet gepraat, wel smakelijk en gezellig geslurpt. Er zijn er, die nog ouwerwets het kopje op z'n kop op het schoteltje zetten, zodat het hele geval werkt als een vogeldrinkbakje en ze de koffie van het schoteltje kunnen slurpen zonder het grove koffie-stampsel tussen de tanden te krijgen. Na zo'n hartig opknappertje stap je extra monter aan, de nevels trekken onwillig op van het slapende Djakarta, een betja snort voorbij als een rijdende vibraphone, de eerste stadsbus komt de hoek om als een vrolijk verlicht rijdend hotel en niemand voelt zich thuiser in Djakarta dan ikke. |
|