Laval opende de mond van verbazing. Zijn rood gezicht werd nog rooder.
‘Drommels, Willem, dat is best mogelijk. Wacht, ik zal eens een eindje terugloopen!’
Hij voegde de daad bij het woord en onmiddellijk zette Jimmy het op een hollen, in de tegenovergestelde richting van Valkenburg.
‘Nou...... zoo slim als een mensch!’ riep de vriend. ‘Wees verstandig, Ben en volg dien aap. De jongen is vast en zeker al weer thuis!’
Laval nam afscheid van hem. ‘In ieder geval zal ik Jimmy maar volgen,’ lachte hij. Ze gaven elkaar een hand en gingen ieder huns weegs.
Jimmy was uitgelaten van blijdschap. Telkens rende hij een eind vooruit, keerde dan langzaam terug en keek zijn meester aan, alsof hij wilde zeggen: ‘Waarom loop je niet wat vlugger?’
‘Ja, ja, kalm maar aan,’ grinnikte Laval dan, maar binnen het half uur beklom hij het wankele trapje voor zijn woning. Zijn vrouw kwam hem daar tegemoet.
‘En......? Hoe is het? Je bent gauw terug. Is hij op het politiebureau?’
‘Niet dat ik weet,’ antwoordde haar man. ‘Zie je, Jimmy kwam me achterop en toen dacht ik, misschien heb jij hem los gelaten om mij terug te halen. Ik dacht, dat de jongen hier was terug gekomen.’
‘Ik heb niets gezien,’ antwoordde ze. Hij volgde haar naar binnen en trok zijn jas uit.
‘Hoe kwam Jimmy dan buiten?’
De vrouw lachte. ‘Hij schoof de knip van het deurtje van de kooi en was weg, voordat ik het kon verhinderen.’
Laval ging zitten op een der weinig krakende stoelen en streelde Jimmy's glanzenden rug.
‘Er is toch iets niet in orde met het dier’, mompelde