De medische post Botopasi
Er was te Botopasi een heel klein polikliniekje dat was opgezet door de evangelist broeder Hendrik Monsels, die daar indertijd enig medisch werk had gedaan. Ik ben er naar toe gegaan samen met Hennie Leisberger, een vijftien jarige jongen, zoon van de motorist van het Kabelhospitaal, die net de lagere school van Kabel had doorlopen. Hij sprak heel goed Nederlands, maar wist van het medisch werk helemaal niets af. Hij ging als hulp met mij mee naar Botopasi en ik kan niet anders zeggen, dan dat ik toen met plezier in datzelfde ‘enge’ huis gewoond heb. Maar ik had niets, ik gebruikte een klaptafeltje uit Kabel als schrijfbureau en een grote kist was mijn tafel. Als Hennie en ik 's morgens op de polikliniek kwamen, begonnen we met het verjagen van alle vleermuizen. De polikliniek was verdeeld in drie delen en elk deel had zo'n middenbalk en die middenbalk was elke morgen vol met vleermuizen. Er was geen luxe.
We hebben op een dag alle vleermuizengaten dicht gespijkerd. Ik leerde Hennie alles te doen, bijvoorbeeld hoe hij moest verbinden, hoe hij wondjes schoon moest maken, en zo meer. Ik was daarom zo blij dat ik eerst verpleegkundige was geweest.
Dagelijks bezochten over de honderd mensen de polikliniek. Ik weet nog dat ik het heel erg druk had en dat de mensen in het begin af en aan liepen. Zelfs buiten de polikliniek-uren kwamen er mensen en ik hielp ze. Ik merkte dat ik het toen niet meer alleen aan kon, want het werk was ontzettend veel.