| |
| |
| |
Een sterke vrouw, wie zal haar vinden?
Elisabeth Kempkes
- Mijnheer de President!
Ik heb de eer u voor te stellen Elisabeth Kempkes, lerares bij uitnemendheid, wier liefde tot de studie heeft bewezen dat een niet aflatende zelfontwikkeling kan leiden tot een wetenschappelijke prestatie gelijkwaardig aan die, welke het gevolg is van een aan een universiteit behaalde graad.
Haar liefde voor historie, haar publicaties over linkshandigen en tweelingen, haar geduldig onderwijs aan gehandicapte kinderen, haar studie in vreemde talen, haar vele lezingen en publicaties met betrekking tot de verscheidene stadia in de opvoeding, zijn de oorzaak dat zij, na haar pensioengerechtigde leeftijd tot driemaal toe verzocht is haar werk voort te zetten, ook nog nadat zij was gehuldigd voor haar vier-en-zestig jarige arbeid bij het openbaar onderwijs en op de zondagsschool van haar kerk. Het is mij thans een eer u, mijnheer de President, voor te stellen haar de graad van doctor in de letteren te verlenen...
Een groot aantal genodigden was in de maand mei van het jaar 1955 bijeen in de aula van het Central College te Pella (Iowa, U.S.A.), waar zich in 1847 de Hollandse pionier, dominee Hendrik Pieter Scholte, met achthonderd van zijn volgelingen op de prairie had neergezet. Niet lang daarna schonk hij de grond voor het bouwen van een universiteit. In dit gebouw was thans, meer dan een eeuw later, het nageslacht bijeengekomen voor een plechtige gebeurtenis.
Elisabeth Kempkes, hier in Pella geboren op 27 januari 1875, staat als tachtigjarige kaarsrecht wanneer Dr. G.J. VanderLugt, president van het Central College, naar voren treedt met de bul.
Wat er op dit moment in haar omgaat weet niemand. Zij staat daar nog ongebroken, een sterke vrouw uit een sterk geslacht, die iets van haar grote wilskracht en ongemene vitaliteit heeft overgedragen op duizenden leerlingen in de Staten Iowa en Washington.
Dr. VanderLugt neemt het woord. In 't kort licht hij de beweegredenen toe welke hebben geleid tot dit plechtige ogenblik.
- Elisabeth Kempkes, Central College heeft de eer, daartoe gemachtigd door de board of Trustees, heden een lange en vruchtbare werkzaamheid
| |
| |
als lerares, gedragen door eerbied en trouw aan onze Grote Meester, te bekronen met de graad van Doctor in de Letteren, honoris causa, en staat u derhalve alle rechten en privileges toe hieraan verbonden.
Camera's klikken. Elisabeth's beide broers, Teunis (Tutor) en Matthew (Matt) behoren tot de eersten die op hun zuster toetreden om haar geluk te wensen.
Het zou de komende maand september zes-en-zeventig jaar geleden zijn dat de kleine Betje Kempkes haar jonge ouders Teunis Kempkes en Adriana van der Pol, letterlijk dwong haar op nog geen vijfjarige leeftijd naar school te laten gaan.
| |
1
- Dat kind zal gehoorzaamheid moeten leren, zegt Teunis Kempkes tegen zijn vrouw Adriana van der Pol, als Betje zich voortdurend verzet tegen de autoriteit van haar ouders. Haar moeder vermijdt ruzie, maar haar vader neemt haar over de knie. Hij is niet van plan de roede te sparen en houdt het bij de Prediker: Zachte heelmeesters maken stinkende wonden.
Met Maaike, haar drie jaar oudere zusje, heeft Betje de gehele zomer schooltje gespeeld. En dan moet Maaike weer naar school.
Als Betje ziet dat haar zusje haar lei met griffels en haar schoolboekjes bijeen zoekt overvalt haar de schrik dat zij al dat plezier van deze zomer zal moeten missen.
- Ik wil óók naar school, zegt ze gedecideerd.
- De onderwijzer zal je terugsturen, je bent nog te jong. Moeder probeert haar te paaien maar het lukt niet.
Zo stapt Betje Kempkes die eerste maandagmorgen van het jaar 1879 met lei en griffel naar school. Er wordt niets gevraagd, ze sluit aan in de rij en zoekt een plaatsje in een bank voor twee.
Miss Orpha Alexander draagt een groen-zijden japon. Betje zal dat niet meer vergeten want een mooiere japon had zij nog nooit gezien.
- En dit is? vraagt Miss Orpha.
- Lizzie Kempkes, zegt Betje. Een van haar tantes heeft haar verteld dat de Amerikaanse naam voor Elisabeth ‘Lizzie’ is.
Lizzie heeft haar lei voor zich. Daar zijn vijf lijnen ingegrift.
In het lokaal zitten drie klassen en voor iedere klas worden letters als voorbeeld op het bord geschreven.
Lizzie let goed op wat de kinderen in de hogere klassen doen. Wanneer ze Miss Orpha haar lei toont en deze ziet dat Lizzie behalve haar eigen letter ook die van de twee hogere klassen heeft opgeschreven, neemt ze Lizzie bij de hand en zet haar in de tweede klas.
| |
[pagina t.o. 144]
[p. t.o. 144] | |
Het gezin van Jan Verschoor, zoals het in 1909 vertrok naar het verschrikkelijke ‘Vrouwenkerkhof’ van Irati, Brazilië.
Zo ziet het er nu uit in de bloeiende Hollandse kolonie Carembeï (het bedrijf van Aart de Geus).
| |
[pagina t.o. 145]
[p. t.o. 145] | |
Leslie Lulofs, vooraanstaand industrieel te Johannesburg, lid van de Economische Raad van de Eerste Minister.
Zoals de Engelse karikaturist Bob Connolly Leslie Lulofs zag...
| |
| |
- Ik ben verhoogd, zegt Lizzie, als ze thuiskomt. Ze vindt het heerlijk op school.
Het eerste jaar (in de tweede klas) verloopt rustig.
- In de derde krijg je Miss Tyseling, vertelt Maaike. Die is nòg aardiger. Maar als het zover is, blijkt Miss Tyseling naar een andere school te zijn overgeplaatst en staat er een man voor de klas. Meester Willem Koek.
Later vertelt Lizzie dat het derde schooljaar haar altijd deed denken aan een zere duim. Willem Koek, student aan het Central College, kan geen orde houden en van de eerste dag af zijn Lizzie en de meester gezworen vijanden. Hij maakt zich nerveus over dat wilde kind en spaart de plak niet. Elke tuchtiging wordt thuis nog eens herhaald. Op een dag komt de schoolopziener en haalt Jan van Dalen en Lizzie aan de hand voor de klas. ‘Hier is een jongen die nog nooit te laat is geweest en dit kleine meisje was de laatste maand acht keer te laat’, zegt hij.
Nooit had Meester Koek er aanmerking op gemaakt. Waarom vertelt hij het dan aan de schoolopziener? Lizzie heeft een geldige reden: zij moet haar moeder helpen. Maar deze vernedering voor de klas mist haar uitwerking niet. Lizzie is voortaan op tijd. Wat zij zich eerst later zal bekennen is, dat Meester Koek een excellent leraar is. Wanneer zij zes-en-tachtig jaar is, zal haar duidelijk lopend handschrift er nog van getuigen.
| |
2
Tegen Pasen neemt moeder haar beide dochtertjes mee naar de winkel om nieuwe hoedjes te kopen. Als Maaike geslaagd is zegt de hoedenverkoper: Moet die tomboy (wilde meid) ook een nieuwe hoed?
Lizzy schrikt. Wat is er met haar aan de hand, dat een vreemde man haar een wilde meid noemt? Ze herinnert zich tante Nellie's aanmerkingen dat ze altijd met jongens speelt en geen plezier heeft in poppen. Lizzie trekt minachtend haar lip op. Tante Nellie kent geen groter ideaal voor een meisje dan op een kussen zitten en een fijne zoom naaien.
Het volgende jaar verlaat Lizzie de oude school en komt op de nieuwe. Er ontstaat een grote wedijver tussen haar en de beide jongens Jasper van Rossum en Henry de Wit. Op een keer hoort Maaike, die langs het lokaal van Lizzie loopt, dat er een tumult is ontstaan. Lizzie heeft Jasper geslagen. Zij had er reden toe, want Jasper heeft haar bedrogen. Maar de grootste groep van haar klasgenoten keert zich van Lizzie af. De meisjes die zeggen haar ronduit: We zijn allemaal kwaad op je.
Als er niemand meer in het lokaal is buigt Lizzie het hoofd op de bank en schreit. De onderwijzeres vraagt haar naar de oorzaak van haar verdriet en geeft haar een goede raad.
- Misschien als je aardiger voor hen bent, willen ze van je houden. Je
| |
| |
moet niet altijd de baas willen spelen. Deze woorden zakken diep in Lizzie's hart. Ze zal het proberen.
In de zesde klas gaat het weer als in de eerste. Lizzie schrijft al het moeilijke werk van de zevende over en leert het van buiten. Weer is het de onderwijzeres (nu Miss Stallard), die haar de kans biedt een jaar over te slaan, maar daar hoort een examen aan vooraf te gaan. Het enige waartegen Lizzie opziet is de Engelse grammatica. Gestreeld door de opmerkzaamheid van Miss Stallard, zet ze de tanden op elkaar. Als na een koude winter de lente uitbarst komt de tijd om buiten te spelen en 's avonds heerlijk bij vader in de moestuin te zitten. Maar daar komt niets van. Lizzie verbijt haar verdriet. Zelfs als op Memorial Day de soldaten paraderen en de muziek speelt blijft zij hardnekkig over haar boeken gebogen.
Op de examendag blijkt Miss Stallard er niet te zijn. Haar vervangster zegt: - O nee... geen denken aan, dat moet een vergissing zijn. Je bent nog te jong.
Wanneer Lizzie in tranen uitbarst, stuurt ze echter een boodschap naar Miss Stallard en komt alles in orde.
In het achtste leerjaar begint Lizzie te beseffen dat haar kennis van de Engelse taal verre van voldoende is. Zij zal nooit komen waar zij wil zijn als dat niet verandert.
Zolang zij in het Hollands denkt, moet zij bij het spreken alles vertalen. Zo is het met tachtig procent van de leerlingen bij wie thuis alleen Hollands gesproken wordt. Ook in de kerk en op de catechisatie is het Hollands nog voertaal.
Dan is het Miss Stallard die zich een jaar lang opnieuw het lot van Lizzie aantrekt en haar in haar eigen kamer inwijdt in de geheimen van de landstaal.
Zo nadert het jaar 1886 waarin Lizzie Kempkes de driejarige Highschool binnengaat. Zij is dan elf jaar en acht maanden.
De nu volgende drie jaren is zij gelukkig. Er gaat een nieuwe wereld voor haar open en voor het eerst dringt zich de vraag naar haar afkomst aan haar op. Hoe is zij hier in Pella terecht gekomen? Ze begint de mensen om haar heen met andere ogen te bekijken.
Lizzie is altijd welkom bij haar grootmoeder Adriana van der Pol. De verhalen van haar eigen moeder over haar jeugd in Holland kent ze nu wel. Vader weet er niets meer van. Die was pas zes jaar toen hij hier kwam, maar moeder was al zestien.
Grootmoeder weet méér, denkt Lizzie. Zij zal zich later herinneren haar Grootmoeder bijna steeds te hebben aangetroffen met een boek of een tijdschrift in de hand.
| |
| |
| |
3
Is het ergens zo veilig en beschut als in grootmoeders kamer? Grootvader maakt manden van wilgenteen achter het huis. Er staan een paar klompen voor de deur. De tafel staat voor het raam en in de vensterbank bloeien geraniums en fuchsia's. De tinnen koekjesdoos komt te voorschijn en nergens smaakt de thee zo lekker als hier. De geur van dit huis is vertrouwd. Het is een geur van zeep, vermengd met die van grootvaders eigen verbouwde tabak. In de winter brandt het fornuis. De statenbijbel ligt open op de standaard.
- Grootmoeder... zegt Lizzie. En opeens weet ze niet hoe ze moet beginnen met vragen.
- Hoe is het op school? vraagt Adriana van der Pol aan haar pientere kleindochter.
Grootmoeder heeft het al begrepen dat Lizzie anders is dan haar andere kleinkinderen. Lizzie wil alles weten, alles begrijpen. Lizzie is een moeilijk meisje, moeilijk voor zichzelf, voor haar onderwijzers en voor haar ouders. Groeistuipjes, denkt Adriana van der Pol en houdt haar kleindochter nog eens de tinnen koekjestrommel voor.
- Waarom bent u eigenlijk naar Amerika gekomen?
De vraag is er uit. Zonder omwegen. Lizzie is nu veertien jaar en ze wil wéten.
- Van je moeder weet je alles van Hellouw aan de Waal, waar wij vaak op zolder moesten vluchten als de rivier waste. Je grootvader was schoenmaker. Wij zijn in 1850 getrouwd. Toen was dominee Scholte al drie jaar met zijn hele gemeente uit Utrecht naar Pella vertrokken. In Hellouw kregen wij zeven kinderen. Je moeder was de oudste. Dan volgt het verhaal van Elisabeth, naar wie Lizzie vernoemd is.
Lizzie kent dat verhaal wel. Het heeft haar altijd aangegrepen.
- Ze was even oud als jij nu bent, Lizzie, zegt grootmoeder. Het was een bijzonder kind. Ik geloof dat zij altijd wel geweten heeft dat zij vroeg zou heengaan. Ze behoorde tot een andere wereld. Haar gedachten en woorden waren altijd over Jezus. Ze sprak graag met oudere mensen. Ze wandelde met God en ze sprak met God. Elizabeth liep een uur langs de dijk om ergens over de hemel te horen vertellen. Toen werd zij ziek, kort voordat wij naar Amerika zouden vertrekken. De dag voordat zij stierf, zei mijn zuster:
- Kom, Elisabeth... zet je beste beentje voor... Binnenkort ga je naar Amerika.
- Nee, zei ze. Ik ga naar een beter land.
Het was hard voor je grootvader en mij om haar op het kerkhof van Hellouw achter te laten...
Lizzie heeft met een strak gezicht geluisterd. Er rees altijd iets van verzet
| |
| |
in haar bij de gedachte dat Elisabeth niet meer wilde leven. Zelf voelde ze een hevige drang naar alles wat het leven op aarde zou kunnen geven. Ik wil niet vroeg doodgaan, denkt ze.
Haar ogen dwalen naar de geborduurde teksten langs de kamerwanden. Niet iedereen sterft jong... Het is een geruststellende gedachte.
- Oom en tante van Baren haalden ons hier naar toe, ze woonden al een paar jaar in Pella. Zij zijn met dominee Scholte mee gegaan en hebben Pella van de grond af zien bouwen. Het was hier toen nog alleen maar prairie...
- Hoe is Holland? vraagt Lizzie.
- Dijken, rivieren, sloten... veel koeien... Toen de machines kwamen was er veel werkloosheid. En met de kerk was het ook droevig gesteld. Je grootvader was blij met de brief van oom van Baren. Hier was vrijheid en brood... Zo trokken we weg in 1867.
- Twee jaar na de burgeroorlog, zegt Lizzie.
- Grootvader was zeven-en-veertig en ik vijf-en-veertig en de kinderen van zestien tot vier... Op de boot waren wij ziek van heimwee... Het liefst waren we zo gauw mogelijk naar Hellouw teruggegaan. Toen we in New York aankwamen moesten we uren wachten voor de douane. Juist toen de trein gereed stond om ons verder te brengen werden we in een hal gebracht waar we een warme maaltijd kregen. Voor de Hollandse emigranten (en dat waren er heel wat!) was er een aparte tafel. Ik zal het nooit vergeten... Een van de oudere mannen die met ons uit Holland was gereisd stond op om een zegen te vragen... Hij begon met een dankgebed voor de reis en toen bad hij voor alles wat wij hadden achtergelaten, voor de Koning, voor de kerk... en daarna begon hij te bidden voor ons nieuwe vaderland. Hij noemde alles bij name... er kwam geen eind aan. De landverhuizers zaten op hete kolen...
Lizzie luistert aandachtig. Voor het eerst praat grootmoeder tegen haar als tegen een volwassene. Ze luistert ook geamuseerd, want zelf houdt ze ook niet van die ellenlange gebeden.
- In het eerst luisterden de kelners eerbiedig toe, maar toen er geen eind aan kwam keken ze op de klok en begonnen ze met het ronddienen. De tijd was kort en de arme emigranten waren hongerig en hadden nog een lange reis voor de boeg...
Als Lizzie die middag het huis van grootmoeder Van der Pol verlaat blijft haar oog nog even haken aan een geborduurde wandtekst: Hij zorgt voor u. Voor mij ook? denkt ze. Maar dan toch zeker alleen als je zelf ook je best wil doen. En dat wil ze. Eerzucht heeft ze genoeg.
| |
| |
| |
4
Het laatste jaar op de High School brengt haar ook voor het laatst in een hevig conflict met Mr. Koek. Lizzie heeft zwaar geblokt op Natuurkunde. Vier dagen lang had Mr. Koek alles uitgelegd en dat deed hij grondig.
De volgende dag zal een repetitiedag zijn. Lizzie heeft alles in haar hoofd en welgemoed stapt ze de school binnen.
- Is er iemand van jullie die het nog niet helemaal begrepen heeft?
Harry Andrews steekt zijn vinger op en Mr. Koek begint van voren af aan. Wrevelig geeft Lizzie een briefje door aan Sophie Lecocq. ‘Als Harry opgelet had zouden we niet opnieuw moeten luisteren naar wat we al weten’.
Mr. Koek heeft het gezien. Zonder van de inhoud van het briefje kennis te nemen stuurt hij Lizzie de klas uit. Het is weer eens zover.
Het kamertje van Mr. Hancock is haar al te bekend.
- Ik kan je deze keer niet terugsturen naar je klas voordat je hier met een van je ouders geweest bent, zegt hij. Er moet een eind komen aan die voortdurende tweespalt tussen Mr. Koek en Lizzie. Zij heeft eens en voor goed te weten waar zij moet staan. Met lood in de schoenen gaat Lizzie naar huis. - Ben je ziek? vraagt moeder. Lizzie knikt en valt op haar bed neer. Dringend bidt zij om uitkomst.
Als ze twee achtereenvolgende dagen gewoon in haar bank wil plaats nemen wordt haar de toegang ontzegd. Maar niets kan er Lizzie toe brengen de ware toedracht van de zaak aan haar vader te vertellen.
De derde morgen vraagt Mr. Hancock: - Wat stond er eigenlijk in dat briefje?
Als Lizzie het heeft verteld zakt zijn boosheid. Ze mag terug naar de klas.
28 juni 1889 doet zij haar eindexamen met goed gevolg. Harry Andrews blijft zitten. Negen meisjes en drie jongens hebben de eindstreep gehaald. Als er partijtjes worden gegeven voelt Lizzie zich een klein onmondig kind. Ze laat zich alles welgevallen. Ze begrijpt dat ze nog veel zal moeten leren om te kunnen leven.
De promotieplechtigheid vindt plaats in de kerk van de Baptisten.
Tussen de andere eindexamencandidaten zit ze op het podium.
Ze ziet alleen maar vaders gezicht. Drie jaar lang heeft ze zich met moeite ingetoomd om hem welgevallig te zijn, want moeder vindt dat doorleren maar onnodig voor een meisje. Wat ben ik dikwijls humeurig geweest, denkt ze, als ze ziet hoe vaders gezicht glanst van genoegen.
Zo eindigt haar schooltijd met een diploma en bloemen. Maar nieuwe onrust wordt in Lizzie gezaaid als bekend wordt dat de driejarige Highschool zal worden omgezet in een vierjarige.
| |
| |
Nederig vraagt ze haar vader en moeder dit vierde jaar nog te mogen meemaken.
Moeder protesteert. Het wordt tijd dat Lizzie het huishouden leert. Maar na enige tijd komt vader binnen met de benodigde boeken. Geologie, Engels, Latijn, Astronomie en Botanie.
Lizzie voelt zich nu superieur aan haar vriendinnen. De meesten van hen zijn van school af. Ze is spoedig nummer één. Ook als dat laatste schooljaar er op zit, droomt Lizzie van het Central College, dat slechts vier blokken van haar huis verwijderd is. Heel dat leven van de studenten heeft haar al lange tijd gefascineerd. Zou zij, kon zìj ooit die drempel overschrijden? Ze bedelt om vaders toestemming, maar deze keer zegt hij:
- Volg de wens van je moeder op. Je bent nog zo jong. Misschien kunnen we na een jaar verder zien. Lizzie komt in de huishouding, maar haar hart is er niet bij. Ze krijgt langs een omweg lectuur uit de bibliotheek van het College. Dan, tegen het eind van september, wordt zij ontboden bij professor Aul. Mr. Hancock heeft de aandacht op haar gevestigd.
- Lizzie Kempkes, zegt professor Aul, wat zou je ervan denken onderwijzeres te worden van een groep kinderen die op het platteland wonen? Zij moeten elke dag door weer en wind en sneeuw meer dan een uur lopen. De ouders van deze kinderen hebben een klein eenmansschooltje gebouwd en vragen om een onderwijzeres. We hebben geen enkele kracht beschikbaar. Zou je er iets voor voelen?
Lizzie wordt beurtelings bleek en rood. Ze aarzelt met haar antwoord. Ze is volkomen overrompeld. Het is alles te onverhoeds. Zij, Lizzie, onderwijzeres? Haar idee van een onderwijzeres dat die een waardige verschijning moet hebben en ze weet al te goed wat haar ontbreekt.
Mr. Aul weerlegt haar bezwaren. Hij kijkt naar haar lange krullen en zegt: Bind je haar op en maak je rokken langer.
Twee dagen later doet zij examen. Ze slaagt en dan, in september 1890 begint voor Lizzie Kempkes het nieuwe leven. Ze is vijftien jaar. Ze heeft haar levenstaak gevonden.
| |
5
Wanneer haar vader sterft blijft haar moeder achter met negen kinderen. Lizzie voelt zich mede verantwoordelijk voor de opvoeding van haar jongere broertjes en de ernst van het leven begint zwaarder op haar schouders te drukken. Op negentienjarige leeftijd doet zij belijdenis in de Christian Reformed Church waarin zij gedoopt is. Zij kent de Heidelbergse Catechismus, ze weet wat haar enige troost in leven en sterven is. Niet alleen in het sterven, maar ook in het léven, denkt ze. Want leven wil ze zo intens mogelijk.
| |
| |
Na de dood van haar vader wordt ze nog zeven jaar vastgehouden in Pella en omgeving en is haar tijd overbezet door haar taak als onderwijzeres, als mede-opvoedster van haar jongere broers, als boekhoudster van verschillende winkeliers. Er is maar weinig dat zij niet durft aanpakken. Zo goed en zo kwaad als het gaat wordt het grote gezin op de been gehouden. Toch begint zij in deze jaren haar vleugels wat wijder uit te slaan in de staat Iowa. Vaak haalt ze verruimd adem, want hoe lief Pella haar in haar latere leven zal worden, zij zal er eerst afscheid van moeten nemen om haar geboorteplaats naar waarde te kunnen schatten. Lizzie ontmoet nu Amerikanen van allerlei nationaliteit. Soms denkt ze: zijn er wel echte Amerikanen? Heel Amerika is een smeltkroes van Europese nationaliteiten, maar toch voelt ieder zich Amerikaan. Zij allen spreken dezelfde taal. Velen zijn er zich van bewust dat Amerika snel groeit naar een machtspositie in de wereld. Zo ook Henry Gaylord Wheeler. Een knappe jongen. Als Lizzie en Henry elkaar in de ogen hebben gekeken is er een vonk overgesprongen. Tot nu toe heeft Lizzie geen tijd gehad voor de liefde. Nu is zij voor het eerst verliefd. Ze is gefascineerd door Henry's aantrekkelijke persoonlijkheid. In 1897 verloven Henry en Lizzie zich.
Lizzie is twee-en-twintig jaar. Ze voelt zich jong, sterk en bemind. Maar wanneer Henry, die Pella te eng vindt en in Amerika grotere mogelijkheden ziet, aandringt op een spoedig huwelijk wordt Lizzie in een gewetensconflict gedreven. Ze is nog niet los van haar familie en de toekomst van haar nog speelse broers Gijsbertus en Teunis, die op de High School zijn, weegt haar zwaar. Zullen zij zonder haar hulp en toezicht de eindstreep halen? Ze kent de zwakke schakels in hun familieleven en weet dat haar moeder het niet zonder haar steun kan stellen.
- Geef me nog twee jaar, Henry, zegt ze. Wacht nog twee jaar op me. dan zal ik met je meegaan waarheen je ook gaan wilt.
Hij kijkt haar aan. Een mooi, maar uitgesproken wilskrachtig meisje, dat haar plichten zwaarder laat wegen dan haar liefde voor hem.
- Goed... zegt hij. Dan zal ik die twee jaar als vrijwilliger in de oorlog tegen Spanje gaan.
- Doe het niet, Henry... Haar hart krimpt samen. O God, denkt ze, dit is het moeilijkste voor mij.
Wanneer het Congres in 1889 aan Spanje de oorlog verklaart trekt Henry Gaylord Wheeler mee uit op een der oorlogsschepen naar de Philippijnen. Er komen nog wat brieven. Henry brengt er het leven af. Waarom komt hij niet terug? Hij wordt ziek en sterft in Californië.
De dood van haar geliefde slaat Lizzie volkomen uit haar evenwicht. Is het voor mij niet weggelegd een man te beminnen? Zal ik niet trouwen? Zal ik geen kinderen van mij zelf opvoeden?
Zij wordt rusteloos en ziet een benoeming in de staat Washington als een
| |
| |
uitkomst. Ver van Pella, dat stille dorp met zijn kleine ruzies, zijn kerkelijk geharrewar, zijn koude winters, heerlijk aan de westkust met een milder klimaat. Andere mensen, andere steden, een andere school. Een andere kerk. Het is 1905 als zij eindelijk de staat Iowa heeft verlaten. Na Snohomish volgt Everett. De staat Washington is in opkomst. Everett is in 1893 al aangemerkt als ‘eerste stad’. Zij zit nu tussen Seattle en het naburige Canadese Vancouver in. Zal zij hier haar leven slijten?
Zij bijt zich vast in haar werk. Het inmiddels behaalde Staatsdiploma geeft haar een ruimere armslag. Zij houdt zich bezig met de problemen van linkshandige en gehandicapte kinderen en voelt het wanbegrip zowel bij het onderwijs als bij de ouders als een uitdaging.
Zij begrijpt dat er voor alles geduld nodig is om een kind wiens ogen gewend zijn van rechts naar links te kijken in omgekeerde volgorde te leren lezen en het geschokte zelfvertrouwen terug te geven. Heeft zij het ooit voor mogelijk gehouden dat zij zelf het geduld zou opbrengen deze kinderen weer in het evenwicht te brengen?
| |
6
Tijdens haar jaarlijks bezoek aan Pella zit ze opnieuw tegenover grootmoeder Van der Pol. Grootmoeder vraagt niet veel. Lizzie waardeert dat. Alleen al hier zitten in de oude vertrouwde kamer is een weldaad.
Maar Adriana van der Pol geboren van Herpen is ook jong geweest. Lizzie weet niet anders dan dat Adriana van Herpen op acht-en-twintig-jarige leeftijd getrouwd is met de dertigjarige leerbewerker Arie van der Pol.
- U was niet jong meer toen u trouwde, zegt Lizzie.
- De Van Herpens komen uit Nederhemert, vertelt grootmoeder, die alleen is overgebleven nu grootvader in 1903 op tachtigjarige leeftijd is overleden. In 1900 heeft zij haar gouden huwelijksfeest nog mogen vieren. Haar deur en haar hart hebben heel haar leven opengestaan voor anderen. De koffie heeft altijd klaar gestaan en bij sneeuwstormen heeft menige farmer de nacht in het gastvrije huis doorgebracht. Grootmoeder heeft maar één kruis, dat is de reumatiek, die haar tenslotte noodzaakt op krukken te gaan.
- U bent nu ook veel alleen, zegt Lizzie. Maar zij weet beter: iedereen houdt van de oude vrouw, die nog zo helder van geest is. Je grootvader was een christen, Lizzie, zegt ze. Als het Avondmaal zou worden gevierd, ging hij 's zaterdags vaak iemand bezoeken met wie hij een kwestie had. Hij kon niet tegen strubbelingen. Alles moest glad voor hij kon aanzitten. Verzoen u eerst met uw broeder, zei hij altijd. Maar hij had zijn eigenaardigheden. Zo ging hij de laatste jaren naar iedere begrafenis om een goed woord te horen.
| |
| |
Lizzie zit bij het open vuur. Het is goed grootmoeder te horen vertellen. Zij weet dat grootvader wat lijdelijk was. De grote stuwkracht ging altijd uit van grootmoeder. Is het daarom dat zij zich nog zo tot de oude vrouw voelt aangetrokken?
- Ja, zegt ze. Ik trouwde laat. Het was een arme tijd. Die overvloed van Amerika kenden wij niet. Ik wil je wat vertellen, Lizzie. Na de dood van mijn ouders leefde ik samen met een zuster. Mijn verloofde was een jonge farmer. Zijn naam was Hans van der Stelt. Hij woonde in een naburig dorp en kwam altijd te paard om mij te bezoeken. Toen ook mijn zuster overleed zat ik diep in de put. In die weken voelde ik dat God mij wilde beproeven. Ik had groot vertrouwen in Gods voorzienigheid, maar Hans was anders.
Tenslotte werd hij ongeduldig over mijn tranen en mijn geloof. Toen er in zijn dorp een kermis was vroeg hij mij mee te gaan. Hou jij je hemel, maar geef mij een beetje plezier op de wereld, zei hij.
Ik was geschokt - dit was godslastering. Kon ik mij ooit binden aan een man die zó over het geloof dacht? Mijn ogen werden geopend. Ik zag hem nu als een mens zonder God. Maar ik hìèld van hem, Lizzie. Toch gaf ik hem op...
- Maar grootmoeder, vraagt Lizzie, hoe kon u grootvader trouwen terwijl u nog van Hans hield?
- Wel... ik was toen 29 jaar oud en alleen in de wereld...
- Zag u Hans ooit terug?
- Ja. Eén keer heb ik hem nog gezien. Het was in de lente en ik was in de tuin met mijn twee kinderen. We wachtten op vader. Toen ik daar op de uitkijk stond zag ik een man te paard op de dijk. Hij zat precies zo op zijn paard als Hans, toen hij nog bij mij op bezoek kwam. Ik heb je nog niet verteld, dat Hans een neef van je grootvader was... Plotseling voelde ik een doodsangst. Altijd had ik gevreesd dat dit nog eens zou gebeuren. Het was inderdaad Hans en hij kwam door ons dorp en stapte af om zijn neef nog eens te zien. Vader vroeg hem te blijven eten en hij deed het. De lekkerste hapjes gaf hij aan de kinderen en hij zei dat ik lekker gekookt had...
- Hoe voelde u zich, toen hij weer vertrok? vraagt Lizzie.
- Wat ik voelde? Ik deed die nacht geen oog dicht...
- En grootvader?
- Toen hij hoorde om welke reden ik mijn verloving met Hans verbroken had nam hij zich voor mij alles te vergoeden waarin Hans had gefaald. Wij hebben het goed gehad, samen.
- Maar je eerste liefde vergeet je nooit, zegt Adriana van der Pol. Lizzie zal later nog vaak aan deze woorden van haar grootmoeder terugdenken.
Op 27 februari 1915 komt er een telegram uit Pella dat grootmoeder
| |
| |
Adriana op haar drie-en-negentigste verjaardag is overleden. Zij heeft haar man nog twaalf jaar overleefd. Eerst een paar dagen later schrijft Teunis aan Lizzie hoe Adriana en Dina hun huis hadden opengezet voor de verjaardag, maar de dag tevoren voelde grootmoeder zich wat nerveus. Toen ze een slaapje had gedaan, zei ze: Het feest zal niet doorgaan. Ik hoorde een stem: ‘Dit is de dag’.
Ze ontsliep de volgende morgen, op haar verjaardag ‘in volle verzekerdheid van de opstanding des vleses’.
Lizzie voelt zich armer, maar zij heeft haar moeder nog. In de komende jaren zal zij meer en meer van Pella vervreemden en zich er tegelijk meer en meer aan verbonden voelen. Het zal een pelgrimage worden, zo vaak zij het landelijke stadje op de hoge prairierug bezoekt.
| |
7
Een paar jaar later neemt haar leven een beslissende keer. De oorlog tussen Amerika en Duitsland is uitgebroken en Mattheus, haar broer die apotheker is bij de Marine, verliest zijn Engelse vrouw. Er is niemand die zich het lot van de beide kinderen Josephine (7) en Adriana (5) kan aantrekken.
Elisabeth Kempkes (zij laat zich sedert lange tijd al geen Lizzie meer noemen) ziet een nieuwe taak: zij neemt de beide meisjes tot zich, installeert zich in een eigen home en zal de komende jaren het geluk van een familieleven kennen. Aan de moeder van haar Engelse schoonzuster heeft zij moeten beloven de beide kinderen in de geest van hun overleden moeder op te voeden. Dat betekent voor Elisabeth dat zij, tot de kinderen tot hun bestemming zullen zijn gekomen, de Presbyteriaanse kerk, waarin zij zich reeds thuis voelde, tijdelijk zal loslaten. Met haar pleegkinderen zal zij getrouw de Episcopale kerk bezoeken totdat zij beiden getrouwd zijn. Eerst dan zal zij terugkeren tot haar eigen kerk.
Hoewel de kinderen haar eerste en voornaamste zorg zijn, geeft ze haar huisonderwijs niet op, noch haar avond- en zomerscholen. Ook het zondagsschoolwerk blijft zij trouw. Sedert 1910 is zij op het sportveld een geducht golfspeelster - een halve eeuw zal zij daar haar vrienden hebben. Meer dan zij vriendinnen heeft. Haar aanleg is nu eenmaal sterk ontwikkeld in alles waarin mannen belangstellen. Zij werpt zich op de studie van het Spaans, publiceert artikelen over linkshandigen en gehandicapten, houdt lezingen, en zo vliegen de jaren om. Eer er een kwarteeuw is verstreken mag zij als resultaat van haar opvoeding haar beide nichtjes zien af studeren aan de Universiteit van Washington in de naburige stad Seattle.
Zij vergeet Pella niet. Zo vaak zij Central College passeert voelt ze nog iets van haar meisjesverlangen die deuren voor haar te zien opengaan.
| |
| |
Ze verdiept zich opnieuw in de historie van haar geboorteplaats en begint met de vertaling van het in 't Nederlands geschreven boek ‘Pella’ van K. van Stigt.
De figuren van de stichter van Pella, Ds. Hendrik Scholte en van zijn tweede vrouw, Mareah Kranz, die zij als kind nog gekend heeft, gaan voor haar leven.
Zij bestudeert ook de historie van de lage landen aan de zee en er gaat een wereld van schoonheid voor haar open wanneer zij zich verdiept in de Hollandse schilderkunst van de zeventiende eeuw.
Amerika is nog maar een jong land dat wel groeistuipen heeft en zich hoe langer hoe meer als wereldmacht laat gelden, maar dat, vergeleken bij het oude Europa, cultureel toch nog maar een arm land is.
Niettemin ontdekt zij overal historische banden tussen het oude Nederland en het jonge Amerika. Het zeventiende eeuwse Nieuw Amsterdam is uitgegroeid tot New York, Amsterdamse kooplieden waren de eersten die aan de zich van Engeland vrijgevochten Verenigde Staten een krediet verschaften... Langzaamaan begint het verlangen in haar te rijpen het land van haar voorvaderen met eigen ogen te zien.
In 1943, als zij acht-en-zestig jaar is geworden, gaat zij met pensioen. Ze moet er zelf om glimlachen, want ze heeft het gevoel dat er nog een leven voor haar ligt, dat zij nu eerst haar vleugels zal kunnen uitslaan zoals zij wil.
De nichtjes zijn tot hun bestemming gekomen. Het is stiller geworden in haar huis, maar haar werkprogramma is nog altijd even bezet. Zeven dagen per week, want ook de zondagsschool blijft zij trouw. Nauwelijks is zij met pensioen of een schoolopziener biedt haar de functie aan van ‘Reading Consultant’, Raadgeefster in het district Snohomish.
Zij werkt er drie jaar samen met de County Superintendent en bezoekt regelmatig gedurende een gehele dag een der districtsscholen om de onderwijzers bij te staan bij het oplossen van problemen. Het is een bijzonder interessante tijd, maar als de scholen in Everett opnieuw een beroep op haar doen, legt zij de nieuwe taak neer om haar vroegere functies als lerares en plaatsvervangster weer op te nemen.
Totdat zij voor de tweede maal met ‘pensioen’ zal gaan.
In deze periode geeft zij ook les aan een school voor spastische kinderen en assisteert zij op de Universiteit van Washington bij het stellen van diagnosen en het testen van personen die moeilijkheden hebben met het normale lezen.
In 1947 sterft haar moeder, 86 jaar oud. Zij laat 47 nakomelingen na. Voortaan zal het huis van Teunis Kempkes, die een zaak heeft opgebouwd in Pella, haar plechtanker zijn als zij haar geboorteplaats bezoekt. Alle ooms en tantes van Elisabeth worden stokoud. Zij zelf voelt zich nog jong en vol energie. Wanneer een jonge neef in Californië haar dringend
| |
| |
verzoekt om gegevens over hun voorgeslacht staat haar besluit vast. Wat belet haar een reis naar ‘the old country’ te ondernemen? Dit gebeurt echter niet voordat zij een Nederlands genealoog aan het werk heeft gezet. Er mag niets aan de voorbereiding ontbreken.
Zo nadert het voorjaar 1954.
Aan de vooravond van haar reis zijn in de Eerste Presbyteriaanse kerk te Everett vele oud-leerlingen en vrienden van Elisabeth Kempkes verenigd. Het wordt een spontane huldiging voor Elisabeth, die nu vier-en-zestig jaar het onderwijs heeft gediend. De burgemeester verklaart deze dag, de 19e maart, tot ‘Elisabeth Kempkes' dag’. Haar wordt, voor bijzondere uitgaven gedurende haar reis, een ‘bon voyage’ beurs aangeboden en kort daarop reist zij met de RIJNDAM naar Holland. Het is zeven-en-tachtig jaar geleden dat haar moeder als zestienjarig meisje deze reis in omgekeerde richting maakte.
In haar bagage heeft zij een exemplaar van de door haar in 1934 uitgegeven oud-Hollandse kinderversjes, waarvoor zij destijds een bedankje van de Koningin heeft gekregen. Een boekje dat door haar moeder en grootmoeder is stukgelezen.
| |
8
De heer Bosch (mijn uitgever) en ik wachten in de lounge van het Rotterdamse Atlanta Hotel. Als er een rijzige dame uit de lift stapt zien we dat wij haar leeftijd op geen tien jaar kunnen schatten. Sedert 1947 ben ik met Elisabeth Kempkes in correspondentie nadat zij een artikel over mijn roman ‘Landverhuizers’ in Pella's weekblad had gepubliceerd. - Well, zegt zij en in haar ogen twinkelt iets van vermaak: - Dit is Elisabeth Kempkes...
Kaarsrecht staat zij voor ons. Zij moet veel ouder zijn dan haar handschrift mij ooit deed vermoeden, denk ik.
Zij vertelt ons in rad Engels, dat zij nu met eigen ogen de plaatsen wil bezoeken waar haar ouders en grootouders geleefd en gewoond hebben en dat zij verlangend is Nederland te zien.
De volgende dag is het Goede Vrijdag - ik heb vier dagen vrij en stel mij deze dagen tot haar beschikking. Het is haar niet gelukt in Den Haag een hotel te bespreken zodat mijn vrouw en ik haar gaarne logies aanbieden.
Van stonde af aan houdt zij ijverig dagboek bij. Niets ontgaat haar en zij wil alles weten. Het is nog altijd de weetgierige Lizzie Kempkes uit Pella, die alles op alles zette om haar horizon te verruimen.
Slechts bij benadering kunnen wij iets aanvoelen van wat er in deze vrouw omgaat, nu zij voor het eerst de grond betreedt die haar grootouders in het midden der vorige eeuw hebben verlaten. Het kleine land
| |
| |
met zijn polders en dijken, waarover zij als kind zoveel heeft horen vertellen, waarover zij vele boeken heeft gelezen, waarvan zij weet dat de mensen er niet op klompen lopen, maar waarvan zij niettemin vermoedt dat het in de dorpjes langs de rivieren toch nog wel sterke herinneringen zal oproepen aan de vertellingen van haar moeder en grootmoeder.
Reeds de tweede dag komt er iets terug van haar moedertaal, die zij nog wel kan lezen, maar moeilijk spreken. Telkens komen oude woorden ver van onder de drempel van het bewustzijn naar boven. De conversatie aan het ontbijt wordt al een uur vol humor. De Amerikanen eten niet, zoals de Hollanders, met mes en vork. Zij gebruiken het mes alleen als er iets gesneden moet worden en leggen het op de rand van hun bord. Brood eten zij uit de hand. ‘Krentenbol’ zegt ze en daar begint zij dan maar mee. Later, als zij bemerkt dat wij er mee eindigen voelt zij zich licht beschaamd. Wij kennen de Amerikaanse gewoonte de ochtend te beginnen met vruchtensap. Eerst daarna komt de thee of koffie. Ze repeteert: Thee, brood met kaas, brood met marmelade, krentenbol. Niets ontgaat haar. ‘Komijne kaas’ zegt ze. Dat is iets nieuws. Zij wandelt door onze flat, kijkt uit over de vijvers, inspecteert mijn boekenkast en zit, als zij er even kans toe ziet, weer op haar kamer haar dagboek bij te houden. Daar zal later een uitvoerig verhaal uit groeien voor Pella's weekblad. Wij bezoeken het Vredespaleis, Panorama Mesdag, het Mauritshuis (dat haar bijzonder boeit door de aanwezigheid van zoveel oude Hollandse Meesters), het Binnenhof, en op de Paasmorgen kerken wij in de oude St. Jacobskerk (15e eeuw). De kerken in de binnenstad raken, zoals overal ontvolkt, maar deze morgen met zijn stralende zon door de glas in lood ramen, is het middenschip goed bezet. Er zijn veel ouderen en dominee Valeton spreekt zo duidelijk, dat Elisabeth ieder woord kan verstaan. Na de dienst lopen we over de grafzerken en met ontzag leest zij de jaartallen.
- Nog vóór de Pelgrimvaders naar Amerika gingen...
Dat is het wat Amerikanen in Europa aantrekt: historie, cultuur.
Het Haagse intermezzo wordt besloten met een tocht naar het Keukenhof waarna zij naar Amsterdam vertrekt, waar de auteur Aart Romijn haar uitvoerig zal inlichten over het onderwijs in Nederland.
Haar dagen zijn boordevol. Ze geniet zowel van de Kalverstraat als van de Dam, kijkt een uur lang naar de Nachtwacht om dan haar blikken te laten gaan over de vele jonge mensen die het Rijksmuseum bezoeken. Wanneer ze een kerkdienst bijwoont in de Nieuwe Kerk (1414) kijkt ze naar de hoge gewelven, de kunstige preekstoel en vraagt aan een kerkganger: - Waarom maakten ze die eerste kerken toch zo geweldig groot en ruim?
- Voor de glorie van de Hoogste Majesteit. Daar moet ruimte voor zijn, mevrouw.
| |
| |
- Maar hoe konden de vrouwen het 's winters uithouden zonder verwarming?
- Ja mevrouw, de vrouwen van die dagen waren warmer gekleed dan die van vandaag. Bovendien konden ze een stoof krijgen...
Elisabeth knikt. Nu begrijpt ze waarom grootmoeder Adriana van der Pol vier onderrokken droeg.
| |
9
- En, miss Kempkes? vragen wij, als zij na twee maanden ons land te hebben doorkruist, gereed is voor haar vertrek. Het is teveel om te vertellen. Maar haar dagboek heeft zij nauwkeurig bijgehouden. Het moet allemaal eerst bezinken.
In Waddinxveen heeft zij veel gastvrijheid genoten van de familie Arie Kempkes. Hun verwante voorouders hebben zij in het Raadhuis van Nieuw Beijerland gevonden, anno 1745.
Later heeft zij op eigen houtje een taxi gehuurd voor een bezoek aan Noord-Brabant. De chauffeur wist alles van de streek en had een dankbare en weetgierige passagiere aan haar. Hij verstond geen Engels, maar Elisabeth Kempkes was nu al weer gewend de taal van haar moeder te spreken. Het is bij haar niet anders dan bij alle andere Amerikanen van Nederlandse afkomst. Hun spraak verraadt de provincie waaruit hun ouders of grootouders vertrokken. Dan draait de klok een eeuw terug en is er een vertrouwelijkheid geschapen van bloed- en stamverwantschap.
Zij heeft ‘een gezellig kopje thee’ gedronken bij Cornelis van Herpen in Rijswijk (N.-B.) en zich verlustigd in zijn pittoreske woning aan de dijk, het huis van zijn grootvader. Tot haar verbazing heeft ze dezelfde gelaatstrekken gezien als van haar Amerikaanse nicht Katie van Herpen. Toch hebben de twee takken van deze familie sedert de zeventiende eeuw geen contact meer met elkaar gehad. Deze frappante gelijkenis zegt haar nog meer dan de namen en jaartallen die de Haagse genealoog voor haar heeft nageplozen.
Het zien van Hellouw, de geboorteplaats van haar moeder, heeft diepe emoties gewekt. Ook nu nog heeft Hellouw een inwonertal van 730. De oude school is woonhuis geworden. Maar juist die oude school en de kerk ontroeren haar. Zij ziet haar moeder als kind spelen. Ook nu spelen er kinderen. Hier was het dat de jonge Elisabeth stierf, kort voor het vertrek van haar grootouders naar Amerika.
- Niet de grote steden hebben mij het meest geïnteresseerd, zegt zij, wanneer zij op het punt staat te vertrekken. Steden in Nederland en Amerika verschillen niet veel. Ook Volendam en Marken vond zij niet het belangrijkste evenement. Maar die kleine stille dorpjes langs de
| |
| |
rivieren, waar het leven ogenschijnlijk heeft stilgestaan, riepen herinneringen op aan wat moeder en grootmoeder haar verteld hadden over hun jeugd.
- Mijn moeder sprak over Zaltbommel als over een grote stad, zegt ze glimlachend. Ik ben er geweest. Het is een mooi stadje van 2000 inwoners en ik kan mij toch heel goed begrijpen met hoeveel ontzag mijn moeder als kind van het dorp Hellouw opzag naar de statige huizen die zo hoog leken...
- Ze hebben mij ook gevraagd of ik geen last had van reumatiek. Toen ik ontkende, zeiden ze: Als u maar lang genoeg hier blijft, zult u het zeker krijgen...
Met groot gevoel voor humor heeft Elisabeth Kempkes het land van haar vaderen doorkruist en bekeken. Zij interesseerde zich evenzeer voor de Philipsbedrijven als voor de Leidse Universiteit, waar Hendrik Peter Scholte en Albertus van Raalte hun onstuimige jeugdjaren hadden doorgebracht.
- Ik ga terug naar Amerika en kan vertellen dat het Nederlandse volk een hard werkend democratisch volk is. Niet te democratisch! Ik heb uw steden, uw dorpen, uw kunstschatten, uw bloemen, uw waterwerken, uw onderwijs bewonderd. Het is een onvergetelijke reis voor mij geweest. Op de terugreis maakt zij kennis met enige van de honderden aan boord zijnde jonge Hollandse emigranten die naar Canada vertrekken. Sommigen hebben hun pre-fabricated huis bij zich. Ze denkt: zouden deze jonge mensen weten wat hen te wachten staat? Zouden ze er enig begrip van hebben hoe koud het in Canada zal zijn?
Ze zijn vol goede moed en voorbereid op ontberingen, vooral de eerste tijd. Zo gaat het van geslacht op geslacht, denkt Elisabeth Kempkes. Juist deze nieuwe emigranten geven haar, na het bezoek aan het oude vaderland, veel te denken.
| |
10
Toen enige jaren later haar broer Teunis Kempkes als gedelegeerde van de Reformed Church in Amerika naar Nederland werd afgevaardigd in verband met het emigratiewerk van zijn kerk werd Elisabeth plotseling onrustig. Te denken dat Teunis daar in Holland zou rondreizen...
Opnieuw wordt het verlangen naar Nederland haar te machtig. Zij aarzelt niet en vliegt over de Noordpool naar ‘the old country’. - Ik deed de gordijntjes dicht en heb heerlijk geslapen, zegt ze.
Met de haar eigen energie vist zij uit waar haar broer zich bevindt. Ze neemt de trein naar Middelburg (de provincie Zeeland heeft zij een vorig maal gemist!), stapt de hal van het hotel binnen en zegt: - Well, broertje... hier ben ik ook
| |
| |
Ze hebben een gezellige dag samen.
Voor haar vertrek laat zij ons (zonder ophef) doch niet zonder diepe genoegdoening de bul van haar ere-doctoraat zien. - Tòch nog Central College, zeg ik. Ze glimlacht.
Wanneer ik in het najaar van 1961 in Vancouver ben heb ik gelegenheid Elisabeth Kempkes in haar eigen omgeving te bezoeken. Met haar neef Mr. Bert Vanderwilt staat zij aan de bus. Het golfspel heeft zij er, na vijftig jaar, aan gegeven. Maar ondanks haar zes-en-tachtig jaren geeft zij nog dagelijks les en heeft men niet geaarzeld haar de leiding op te dragen van een vrouwenbijbelclub. Zij zal de brief aan de Romeinen behandelen. Ik merk tegen haar op dat deze brief altijd als dynamiet heeft gewerkt. Luther, Calvijn, Barth...
- Nu zal dan blijken of de Presbyteriaanse kerk zo besmet is door het modernisme als vaak in Holland wordt beweerd, zegt ze strijdvaardig. Elisabeth Kempkes, die na haar vertrek uit Iowa in 1905 met Everett is vergroeid, bewoont een klein houten huis met een tuin, waarin laat in het najaar de bloemen nog bloeien en in februari al weer uitbotten. Dichtbij haar wonen haar neef Bert Vanderwilt (in wiens gastvrij huis ik logeerde) en haar broer Jay. Jay Kempkes heeft geluk met aardbeien met de teelt waarvan hij na zijn pensioen voor zijn plezier in zijn grote tuin is begonnen. De opbrengst stelt hem in staat 's winters een paar maanden naar een nog milder klimaat te verhuizen. Het landhuis van Mr. Bert Vanderwilt is, op Amerikaanse wijze, van alle gemakken voorzien. Er zwerven ook medische boeken en tijdschriften rond. Van Elisabeth heb ik al gehoord dat Mr. Vanderwilt op een bijzondere wijze zijn tweede echtgenote heeft gekregen. Na de dood van zijn eerste vrouw zag hij haar, de kinderarts uit Washington, en wist hij, dat als hij nog ooit zou hertrouwen, het zou moeten zijn met Jane. Toch zou het tien jaar duren eer hij haar weer zag. Maar toen trouwden ze ook. Het was voor Jane een offer, maar haar man is verstandig genoeg te respecteren dat zij na jaren opnieuw haar studie opvatte en, nu er zo'n groot tekort is aan kinderartsen, opnieuw praktisch werkzaam is. Te weten hoe Elisabeth Kempkes in Everett woont en met wie zij dagelijks omgaat, was, na een sedert 1947 steeds onderhouden briefwisseling en een daaruit ontstane vriendschap, geen kleine voldoening.
Toen zij er in toestemde dat ik een schets van haar leven zou publiceren kwamen er oude foto's voor de dag: treffende illustraties bij het verhaal van haar leven.
- Ik ben van plan veel van deze foto's weg te doen, zegt ze. Dat is een wijs besluit. Wat langer bekijken we de foto's van haar beide pleegkinderen, die reeds lang getrouwd zijn en volwassen kinderen hebben. Zij wonen in de buurt en komen haar vaak opzoeken.
| |
| |
Terugziende op haar leven, op haar kinderjaren in Pella, waar zij het haar ouders en onderwijzers vaak zo moeilijk maakte door haar surplus aan energie zegt zij: - In die tijd waarin men zich niet bekommerde over kinderpsychologie wist men eenvoudig geen raad met mijn vitaliteit. Maar het onderwijs van Mr. Koek was excellent... excellent... al konden wij elkaar niet uitstaan. Ik heb zijn methode altijd gevolgd en ben er nog dankbaar voor.
In haar nieuwjaarsbrief die ik ontvang als ik ben teruggekeerd van mijn hernieuwd bezoek aan Amerika en Canada, schrijft de bijna zeven-en-tachtigjarige, die nog altijd beschikt over een zeldzaam duidelijk en goed lopend handschrift:
How fast time flies! And how full it is of things to do and how often we are like ‘Martha’ - ‘Gij bekommert u over vele dingen maar een ding is nodig’ - Yes, that is so true.
Elisabeth Kempkes: Een sterke vrouw, wie zal haar vinden?
Het geheim van het zeer werkzame leven van deze pionierskleindochter die het land van haar ouders en grootouders in ere hield, die haar leven in dienst stelde van haar naaste, is zeker te vinden in het besef dat zij, die een typische Martha-figuur is, toch ook, als Maria wist te luisteren aan de voeten van de Meester.
|
|