proces, samen een week naar Parijs trokken en de familie voor een voldongen feit plaatsten, veroorzaakten die twee toch een soort aardbeving.
Het ergste was Leo er aan toe. Leo, die niets had vermoed, die het nooit zou kunnen begrijpen hoe het mogelijk was dat een vrouw die twaalf jaar naast je had geslapen en met wie je een gelukkig huwelijksleven had gehad, zo maar opeens uit je leven kon verdwijnen, met achterlating van heel haar hebben en houden, met achterlating van man en kind. Hij was murw en voor niemand toegankelijk.
Zijn moeder was altijd weer blij als ze hem de sleutel in het slot hoorde steken wanneer hij terugkeerde van zijn lange strandwandelingen.
Leo dorst zijn dochtertje nauwelijks onder de ogen te komen. Dat kind, dat kind! Dat kind der zonde. Here God, dat zo iets kon bestaan.
Toen hij Puck in haar kamertje opzocht waar zij haar huiswerk maakte, ging hij op de rand van haar divanbed zitten.
- Arme pappa, zei ze en ze sloeg als een wijs moedertje haar armen om zijn hals.
Leo beet zich op de lippen om niet in huilen uit te barsten. Puck wist niets te zeggen. Ze dorst ook niets te zeggen van wat er in haar hoofd woelde.
- Ze komt wel terug... mompelde Leo.
- Ik denk van niet, pap, zei Puck, met de wrede eerlijkheid van een elfjarige.
- Denk jij van niet? En waarom niet? Weet jij er meer van...?
- Moeder wilde eigenlijk altijd al iets anders... misschien bleef ze daarom ook wel werken toen het niet meer hoefde... ik weet het ook niet...
Het kind, vol tegenstrijdige gedachten en gevoelens, kon nu toch haar tranen niet meer bedwingen. Zij was eigenlijk altijd zo trots geweest op haar charmante moeder, vol heimelijke afgunst ook, omdat zij wel wist dat zij zelf anders was, meer als haar vader... een beetje lomp... een beetje schutterig en terughoudend in gezelschap... niet zo gemakkelijk in de omgang...
- Gelukkig dat we oma nog hebben, snikte ze. Ze be-