Bas vertelde dat Davids tweede vrouw (de naam Reina kwam in de familie zelden over de lippen) connecties had met een grote Twentse Textielfabriek. Het ging over een langlopend krediet en wie weet wat daaruit nog zou voortkomen. Het winkeltje van garen en band op de Hoefkade, waar oom Jozias zaterdags tegen middernacht de deur eindelijk had kunnen sluiten, die tijd was ver voorbij.
- Laten we hopen, zei Freek, dat er geen worm aan de wortel knaagt. Hij had nooit veel van handel en economie begrepen en wat hier gebeurde ging hem ver boven de pet.
Het was Liesbeth die ditmaal voor een verrassing zorgde door haar simpele mededeling dat zij haar nicht Betty Smallegange in Canada ging opzoeken.
Liesbeth was ongetrouwd gebleven en de dertig al gepasseerd. Niemand begreep hoe het mogelijk was dat zo'n vlotte jonge vrouw niet aan de man was gekomen. Ze had een goede baan bij de Bouw- en Exploitatie Maatschappij Wolkam, dezelfde zaak, waar Marjan kort na de eerste wereldoorlog had gewerkt. De firma was al lang schijndood, maar met het oplopen van de grond- en bouwprijzen waren alle oude schulden afgelost en hadden de oude firmanten, die het nu wel geloofden en met argwanende ogen tegen de naoorlogse, in hun ogen krankzinnige prijzen opkeken, zich eindelijk onbezorgd teruggetrokken, de schrik van de crisisjaren nog in hun oude benen.
Liesbeth had zich snel ingewerkt in de doolhof van nieuwe bouwvoorschriften met aflopende rijkssteun en verdiende er een goed salaris. Zij was de rechterhand van de twee jonge bazen. Het had haar weinig moeite gekost in de zomermaanden wat langer verlof te krijgen. Natuurlijk ging ze vliegen. Dat spaarde tijd.
- En hoe denk je het klaar te krijgen met de deviezen?
- Daar zorgt Betty voor. We hebben een goede afspraak. Het is nodig dat ik ga, want het is mis met Keith.
- Hèb ik het niet gedocht, hèb ik het niet gedocht, kreet Marie. - Die arme Agaath, wat zal die er van weten. En die goeie Willem...
- Ja, stil nou maar met dat gejammer..., zei Freek korzelig.