Toen Stans en Hugo 's avonds, na het familiediner, laat thuis kwamen, was het eerste wat Stans zei:
- Zo doen wij het toch niet als we vijf en twintig jaar getrouwd zijn, hè Huug? Het hoort allemaal bij Willem en Agaath, maar ik zou het echt niet kunnen opbrengen.
- O nee, vast niet. Ik heb wat anders in mijn hoofd.
- Zeg het eens?
- Ik weet niet of de kinderen er voor zullen voelen, aarzelde hij.
- Onze kinderen zijn ook anders...
- Met z'n viertjes naar Parijs?
- Meen je dat?
Ze keek hem zo verrast aan dat hij spontaan zijn arm om haar heensloeg. Het was toch nog altijd zijn oude trouwe Stans.
- Waarom niet? Voor het geld hoeven we het niet te laten.
- Spelbrekers in de familie... ik hoor het Agaath al zeggen...
- Trekken we ons niets van aan. Ieder moet zijn eigen leven leven. Ieder is ook welkom in ons huis, maar die dag zal alleen van ons zijn en van onze kinderen.
- O... ik weet nu al dat ze het heerlijk zullen vinden. Rico is net oud genoeg om er ook eens samen met Ineke op uit te trekken, als wij liever wat op een terrasje blijven zitten...
Geen advertentie, geen receptie, alleen maar een paar telefoontjes van Hugo:
- Zeg, wij gaan er een paar dagen met z'n vieren tussen uit hoor. Ik ben wat moe en Stans is ook aan vakantie toe. De kinderen? O, die zouden niet anders willen. Moet je net Ineke hebben. Parijs! En Rico kent de plattegrond al op z'n duim...
De enige die Hugo ronduit bijviel was zijn oudste broer Freek. De anderen vonden het maar vreemd en on-eigen. Zelfs Greeth, die Hugo wel eens in het zonnetje had willen zetten nu hij zich zo inspande voor de zaak. David zei niets. Alles wat familierelaties betrof kon hem gestolen worden. Hij liet zich nooit zien.