5
Toen Hugo tegenover Bas zat, met het stenogram in zijn hand, kwamen ze er met moeite toe over de Londense tijd en de invasie te spreken. Bas had van jongsaf goed met zijn oom Hugo, die maar dertien jaar ouder was dan hij, kunnen praten. Misschien alleen al omdat hij kon luisteren en niet de pretentie had dat hij alles zo verdomd goed wist. Zoals oom Willem Smallegange, zoals soms ook zijn eigen vader, met zijn plakboeken.
Toen Hugo na een hele avond praten voorlopig van Bas afscheid nam, wist hij dat er voor zijn oudste broer Freek moeilijke dagen zouden aanbreken. Zijn neef had geen goed woord over voor de kerkelijke en politieke situatie zoals hij die had teruggevonden in de kring waarin hij was opgevoed. De gereformeerden hadden zich kerkelijk tot een aanfluiting gemaakt en politiek waren ze volkomen uitgerangeerd. Het ontbrak daar aan mensen met visie.
- Alles goed en wel, zei Stans, - maar de zaak waarvoor je naar hem toeging, hoe staat het daarmee?
Hugo zwaaide wat met het stenogram. - Alles O.K., zei hij. Hij heeft me nog heel wat verteld, al is niet alles voor publikatie geschikt, jammer genoeg. Daarvoor is het nog te vroeg. Maar alles bij elkaar is het de moeite waard.
Vijftig bladzijden was niet veel voor Hugo die nooit als journalist had gewerkt en niet gewend was de feiten kort en bondig te rangschikken. Het was een goede oefening voor hem. De vijf punten waar het om ging had hij goed in zijn hoofd. De voorbereiding, de vlucht, het oponthoud in Zwitserland en Spanje, de Londense tijd en de invasie. Stof genoeg voor een roman, maar deze keer zou hij zich aan de naakte feiten houden.
- Die mensen die hem over de Belgische grens hebben geholpen die oom Joop en tante Julie, zijn kort daarop naar Zwitserland gevlucht. Op de een of andere manier hadden