op tafel bracht vond ze afschuwelijk. Ik moet hier weg, dacht ze. Ik zal zeggen dat ik eten ga halen.
En dan die ziekelijke belangstelling van vader voor de kerkelijke twisten waarover hij zelfs aan tafel zijn mond niet kon houden. Gelijk hebben, daar ging het om!
Betty kon zich de tijd niet heugen dat ze eens gezellig met een jongen was uit geweest. Jongens van haar leeftijd zaten allemaal ondergedoken of in Duitsland.
Zo vaak ze die Duitse muizen, die hun vrijers bij de hand hadden, open en bloot met sinaasappelen en ander lekkers in de hand zag oversteken naar een van de grote huizen in Zorgvliet, draaide ze haar hoofd om. Ze wist dat die muizen ‘veldbedden’ voor de soldaten werden genoemd. Het zou wel zo zijn, maar één ding stond vast: ze wilde weg. Ze voelde zich opgelaten in die drukkende sfeer thuis.
Bovendien liep ze dag aan dag met een knagend gevoel van honger.
Met Irma, een Roomse collega van kantoor, besloot ze op hongertocht te gaan. Irma's broer die op zolder zat ondergedoken, timmerde een karretje.
Willem en Agaath Smallegange zagen haar gaan. Je eigen dochter laat je in de steek. Het is Godgeklaagd. Wie zal er nou eten voor ons halen? Alleen Jan bleef over en die kon niet op straat komen. Hij zat ondergedoken op zijn kamertje voor M.O. geschiedenis te blokken.
- Wie weet komt zij met een wagentje vol terug... probeerde hij te sussen. Maar ook hij had er geen vertrouwen in. Ze hadden al te veel verhalen gehoord van langs 's heren wegen trekkende vrouwen en deuren die dicht bleven.
Irma en Betty liepen van boerderij tot boerderij. Ze klopten beurtelings aan bij dominees en pastoors en vorderden van dag tot dag. Je moest hard zijn, want de concurrentie was groot.
Na twee weken waren ze in het oosten van het land aangekomen en was het hongerlijden voorbij.
Over teruggaan werd niet meer gesproken. Het wemelde hier van ondergedoken jongens bij de boeren. Ze zochten ieder een baantje in de huishouding. Betty kwam bij een