ogen. Een smoelwerk dat niet veel vertrouwen inboezemde.
Er werd over koetjes en kalfjes gepraat. Meestal gezwegen. Feind hört mit!
Voortman veinsde een tukje te doen nadat Bas hem een waarschuwende por had gegeven.
In Namen zag hij de man tien meter achter hen aanlopen.
- Hoe raken we die vent kwijt? Ze liepen maar, straat in straat uit. Het was al ver na sperrtijd toen ze hem niet meer zagen en sluipend langs de huizen het adres bereikten waar de anderen reeds naar bed waren. Het was half drie.
- Daar staat die Judas weer, dat stuk ongeluk, zei Bas, toen ze de volgende morgen de trein naar Belfort namen. Het gaf hem een gevoel van misselijkheid.
Het was nu duidelijk dat ze geschaduwd werden. Het oprollen van geheime verbindingswegen was een lucratief werkje waarmee geld was te verdienen voor wie niet vies was van judaspenningen.
Het was zo vol in de coupé dat Voortman gelegenheid kreeg Bas toe te fluisteren dat zij in Montbéliard, waar ze met de bus naar de grens moesten, zouden treuzelen tot zij als laatste passagiers zouden instappen. Voortman had nu plotseling de leiding genomen. Hij was zeker tien jaar ouder dan Bas en kennelijk gewend te bevelen.
Bas had nog nooit zo'n gammel busje gezien als daar aankwam, vol boeren die kippen en gevogelte bij zich hadden.
Het leek er op dat de bestuurder alle wachtenden niet zou kunnen meenemen.
De anderen van de groep waren al naar binnen gehesen. Drie bleven er tenslotte over. Voortman, Bas en die Judas.
De passagiers stonden al dicht tegen elkaar gedrukt.
Voortman gaf Bas voorrang en volgde hem op de voet. Centimeter voor centimeter.
De chauffeur werd ongeduldig.
Toen Voortman eindelijk binnen was keerde hij zich met een ruk om. Zijn schaduwman had de voet al op de treeplank toen Voortman hem met voorbedachten rade een hevige stomp in de borst toediende, waardoor de man achterover tuimelde.