Bas naar Maubeuge? Dat betekent eep vlucht naar Engeland, waarop hij wel eens heeft gezinspeeld. God zij met hem, met ons allen, met ons vaderland.
Freek Leenhouts realiseert zich nauwelijks dat hij niet meer voor zichzelf bidt.
Vaak staat hij in gedachten voor de in de muur en op de deur gekraste opschriften. Eens komt de tijd. A new world is coming. Lidie ik vertrouw je. Verlos ons van den boze. Ave Maria. Welterusten Riek. Hoelang nog? Hier zat een knaap zijn doodstraf af te wachten. Barst. Rotmoffen!
Vaak worden de gevangenen van cel verwisseld. Op een keer komt er een jonge joodse jongen naast Leo en Freek. Hij blijft niet lang. Van een etensbrenger horen ze dat hij zich de polsader heeft doorgebeten om zijn broer niet te verraden. Bang voor doorslaan.
Er klinkt gezang uit de dodencellen en er wordt meegezongen.
Vaak wordt er ook gelachen. Om alles en nog wat wordt er gelachen. Zenuwen, denkt Freek en hij grinnikt mee om elke mop.
Leo heeft een schaakspel van papier gefabriceerd.
Ze weten nu alles van elkaar. Voor het eerst is Freek in nauw contact met een van de rooms-katholieke broeders die hij alleen maar als coalitiegenoten in de politiek kende. Stoelend op dezelfde wortel, volgens Dr. Kuyper. Nu hoort hij iedere avond in het donker Leo's plichtsgetrouwe avondgebeden. Om beurten lezen zij in de Bijbel. Over de mis als de vervloekte afgoderij wordt niet gesproken. Alleen het credo verbindt hen. Ik geloof, ik geloof... ik geloof.
Freek bidt er achteraan: Kom mijn ongeloof te hulp.
Een Rode Kruis pakket voor de Kerstdagen. - Dat komt van Ons Lieve Heer, zegt Leo blijmoedig. Ze weten dat ze vermagerd zijn. Vreemd dat ze nooit meer verhoord worden. Maar een dag voor Kerstmis wordt Leo weggehaald voor de dodencel. Hij drukt Freeks hand krampachtig. Bid voor me, zegt hij. Freek kan alleen maar knikken.
O God, waarom? Zijn mond trekt weer scheef.
Alleen achtergebleven staat hij verslagen voor de kriskras