Twee uur duurde het verhoor, waarbij steeds weer de naam Colijn terugkwam.
De officier bladerde tenslotte verveeld in het dossier. Vaak zag Freek hem een vodje papier oppakken. Het leek hem een anoniem briefje.
Daarna werd de officier afgelost door een S.S.-er met een hoge rang. De bewakers gaven elkaar een knipoog.
- Zo komen we niet waar we moeten zijn. Wij kennen die antirevolutionairen (hij zei: aantierevoelutionéére). Wie niet praten wil zullen we wel klein krijgen.
- Herr Leenhouts, bekent gij de leider te zijn van de Geuzenclub Zuid-Holland?
- Nee, zei Freek.
Eer hij er erg in had kreeg hij aan weerszijden een klap met een gummistok op zijn armen. Hij trilde op zijn benen na het lange staan. Vuile schoften, dacht hij. Vuile schoften. God, geef me kracht.
Toen hij een andere cel binnenwankelde, kwam hem een medegevangene tegemoet.
- Zeg maar niets... ik zie het al... eerst wat rusten...
Freek strekte zich op de brits uit. Hij voelde zich gekraakt.
- Vuile schoften, zei hij nog eens en viel toen, vreemd genoeg, in een lichte verdovende slaap.
Na enige tijd hoorde hij het geluid van opgewekte stemmen.
- Hoor, de Duitse wacht is afgelost, zei de man die de cel met hem deelde. - We kunnen nu wat met elkaar praten. Hij was op zijn krib geklommen en begon door een minutieus gaatje het laatste nieuws uit te wisselen met de gevangene in de aangrenzende cel. Duitsers staan nog steeds voor Stalingrad. Rode Kruis pakket op komst. Kop op. Pas op de rooie.
- Hoe is je naam, vroeg de man die zich Leo noemde.
- Leenhouts.
- Groeten aan Leenhouts. Goed hout gesneden. Kop op. Pas op de rooie...
Het late licht van de ondergaande zon scheen door een klein raampje. Het ruisen van de zee en het voorbijrijden