werker, de man met de levendige geest, wiens hart en verstand zo vaak hadden gebotst met zijn wil.
- Ik heb aldoor zo'n pijn... het gaat haast niet meer... Zulke woorden bleven haken bij Freek. Na al wat over hem was geschreven de laatste dagen, was de rouwdienst alleen maar evangelieverkondiging. Hij zou het niet anders hebben gewild. De boodschap die hij naliet sprak niet meer over zijn sociale werk dat heel zijn leven had gevuld, het was alleen maar een geloofsgetuigenis geweest: - Ik sterf in het geloof in mijn Middelaar die mij heeft liefgehad met een eeuwige liefde.
De predikant sprak over: Zoekt eerst het koninkrijk Gods...
Toespraken werden niet meer gehouden. Een enkele palmtak met aronskelken lag op de baar.
Vreemd, te sterven in oorlogstijd, dacht Freek. Een jaar geleden had hij met Colijn, die ook achter de baar liep, nog in volle zalen getuigd van wat hem ten diepste bewoog als hij dacht aan de toekomst van het Nederlandse volk.
Niet lang na het overlijden van Slotemaker de Bruïne werd Colijn gearresteerd, samen met acht bekende vaderlanders. Jan Schouten nam de leiding over.
Het werd een vreemde drukke tijd voor Freek. Dat alle werkers die er op uit trokken bij de bezetter bekend waren en op de zwarte lijst stonden, begreep hij.
Maar zolang de partij niet officieel was ontbonden zou hij zijn werk doen. En ook daarna, voor zover mogelijk.
Marie was er niet gerust op. Ook Bas, die zijn baan bij het Rotterdamse bedrijf, dat nu voor de weermacht werkte, had opgegeven voor een ondergeschikte betrekking bij de P.T.T., opperde de mogelijkheid dat zijn vader zou kunnen onderduiken.
- Heus vader... u moet gaan ‘fietsen’, zei ook Liesbeth. Maar Freek zei: - ik fiets al genoeg. Hij kon het spreken in besloten bijeenkomsten in consistoriekamers, schuren, tuinderskassen en afgelegen boerderijen niet volhouden als hij niet zo nu en dan in zijn eigen huis kon uitrusten.
- Bovendien... ik ben boven de leeftijd. Jij loopt meer ge-