weg ter tafel dienen te komen? Het indienen van een gravamen was hier de juiste weg geweest nu de geachte schrijver die ons vroeger zulke uitnemende verhalen schonk, van mening blijkt te zijn dat de kerkelijke gemeenschap in gebreke blijft zich volledig in te zetten ter leniging van de sociale nood.
Een zwak punt was ook dat de auteur heel zijn “plan van bijstand” heeft opgehangen aan een idealistisch theologisch kandidaat, die nog geen enkele ervaring heeft.’
‘Een boek als dit kan alleen maar verwarring wekken.’
- Heeft u familie onder werkloze kandidaten? vroeg een naïeve dame aan Hugo.
- Niet dat ik weet, mevrouw... Hij spaarde zich de moeite haar uit te leggen dat de titel luidde: ‘ben ik mijns broeders hoeder?’
Het was de mens blijkbaar ingeschapen zichzelf buiten schot te houden.
Buiten de kerkelijke pers werden de boeken gewaardeerd als een appèl op het christelijk geweten.
Dat was voor Hugo genoeg. Zijn boek werd gelezen door de man die naast hem in de kerk zat en dat was hem nog niet eerder overkomen.
Toch was hij niet van plan voortaan ‘actuele’ romans te gaan schrijven. Het onderwerp van dit boek had zich op volkomen natuurlijke wijze aan hem opgedrongen. Hij had geen aanklager van predikanten noch een paladijn van werkloze kandidaten willen zijn, alleen maar iedere gelovige wakker willen schudden voor de arbeid van de diaconie, voor de verwijdering tussen de bezitters en niet-bezitters. Men wist eenvoudig niet wat er geleden werd door broeders met wie men zondags in hetzelfde kerkgebouw zat.
- Je aangeboren aangezicht ontdekken is nog altijd een precaire zaak, Hugo, zei Dorrepaal, die hem wilde aansporen tot een verweerschrift tegen de kritieken.
Hugo dacht daar niet aan en borg alle knipsels in een map. Dat van zich afslaan liet hij over aan Hein Kervezee, die een meer strijdbare natuur had dan hij.
Na het reeds ontvangen voorschot was het honorarium dat