kunt moet je maar bij ons in de zaak komen. Harm heeft het altijd zo druk en je weet dat hij 's middags moet rusten.
- Greeth, meid, je bent er een uit duizend, zei Hugo, die zijn mond afveegde.
Zij was uit een ander hout gesneden dan haar broer, die kei-harde zakenman, over wiens huwelijk geen al te beste geruchten gingen.
- Ik zal er om denken als het nodig wordt...
Bij oom Jozias die in een van de aangrenzende panden boven woonde, was het of de tijd had stilgestaan. Je zou hem zelfs geen zeventig geven, maar tante Margje was nu toch wel een oud vrouwtje geworden. Het mummelende ewe... ewe klonk hem net zo vertrouwd in de oren als moeders jà... jà... Zij presenteerde de koekjes uit het deksel van het zilveren trommeltje. Naast de ‘Haagse Courant’ lag, als vanouds ‘De Nederlander’. Wel verwonderde het hem dat oom Jozias met de jaren steeds meer naar de meest orthodoxe kant in de vaderlandse kerk was opgeschoven. Het was het verzet tegen alles wat hem revolutionair voorkwam. Van liturgie, noch van afgeven op de burgerlijkheid der kerk moest hij iets hebben. En van alles wat rood was nog minder. Ook de roomsen stonden er nog steeds niet best op bij hem. Dat dateerde al uit de jaren van de eeuwwisseling toen zijn rooms-katholieke collega's met hun andere zondagsopvatting op zondagmorgen al een half weekgeld hadden verdiend als Leenhouts gordijnen voor zijn etalage had laten zakken en met zijn gezin in de Grote Kerk zat.
Het zou er nog van komen dat hij Colijn stemde, dacht Hugo. Oom Jozias was een van de velen die uitzagen naar een sterke man.
- Slechte tijden, neef.
- Voor de stempelaars wel.
- Die hebben nog aanmerkingen op vlees uit blik... morde de oude, die de tijd had meegemaakt dat bruine bonen met een stukje spek een koningsmaal was. Nee, oom Jozias wist ook niet hoe het moest. Als er maar een of andere weg gevonden kon worden om dat leeglopen tegen te gaan.
Vlak voor zijn vertrek trof Hugo zijn neef David nog aan, die uit zijn Fordje stapte. Hij was een paar uur eerder thuis-