- In elk geval een stimulans. Een zweep achter je..., zei Stans die wel wist dat het manuscript nog maar voor de helft gereed was.
- Heb geen zweep nodig.
- Nou ja, hoe noem je dat: een verhaal tot een goed einde brengen...
- Als wèrkstuk bedoel je toch zeker, hoop ik?
- Natuurlijk... hak jij er maar lustig op los, voerde Stans. - En laat ze mekaar vooral niet krijgen aan het slot. Dat zou al te burgerlijk zijn!
- Zeg, wat mankeert die vrouw van jou? Wie weet waartoe ze jou nog inspireert, Hugo.
- Wacht maar, als ik straks op de keien sta, ga ik dikke knapen van romans afleveren, pochte Hugo. Het was toch weer heerlijk onder vrienden te zijn en zo'n beetje te bouderen als tegenwicht voor de vaak topzware discussies.
Maar toen Stans en Hugo de volgende ochtend weer afscheid namen van Woudschoten, had Hugo een bindende afspraak met een uitgever voor een roman en Stans de opdracht voor een vertaling uit het Engels.
Ze popelden om aan het werk te gaan.
In deze periode van afwachten en fantaseren kwam Hugo op een nieuw spelletje. Het lukte alleen als zij vóór het inslapen, stijf gearmd, tegen elkaar aan lagen. Hij was er op gekomen door het woord beddekoets, dat hij een verrukkelijk woord vond. Op een bepaald moment voelde hij zich met Stans in hun koets het huis ontstijgen voor een tochtje boven de slapende stad.
- Vliegen we al? vroeg Stans soms, vechtend tegen de slaap.
- Ja, we zijn boven Marlot. Roodhuizen stapt juist in zijn pyama.
- Op de logeerkamer?
- Nog wel, maar hij heeft het uitgemaakt met Betty. Zijn hoge sprongen zijn gedaan.
- Gelukkig maar, die naarling!
- Ik zie nu de nachtwaker met zijn lantaarn door het gebouw van Schorlemer gaan. Mijn bureau staat op een