caal-evangelisch, doch de aanval op een verburgerlijkt christendom was fel. Er was geen spoor van klassenstrijd in dit werk te ontdekken, al leek het zo rood als een kroot.
Evangelisch radicalisme. Het gaf Hugo een schok, terwijl hij tevergeefs op het gezicht van Stans poogde te ontdekken of hun gewaarwordingen overeenkwamen.
Toen Hein abrupt afbrak, terwijl hij nog bladerde in de rest van het nog niet voltooide manuscript, haastte Bertha zich naar de keuken voor koffie.
Hein lachte breed. - Ik heb niet op de klok gekeken, jongens.
Hugo stond op en stak hem spontaan een hand toe. - Zo vent, zo boek, zei hij.
- Dank je Hugo. Maar niet teveel eer. 'k Heb ergens gelezen dat deze crisis in diepste wezen een gemeenschapscrisis is. Nou ja, die gedachte beheerst mijn hele verhaal. Wij kennen elkaar niet meer, het ten diepste peilen van elkaars noden ontbreekt. Kort gezegd, we praten als broeders maar we hebben nog niet geleerd kameraden te zijn. Onze levenskringen raken elkaar niet. Dat geldt zowel voor de werkloze als voor de gezeten burger.
Toen ze gevieren aan de koffie zaten, zel Stans bedachtzaam: - Toch zou ik het jammer vinden, Hein, als je de poëzie vaarwel zei. Je bent als dichter begonnen. Het is niet, dat ik je proza niet waardeer, ik geloof wel dat deze schreeuw nodig is, maar de schoonheid, Hein.... Ellende is er altijd geweest in de wereld. Denk maar niet dat wij, schrijvers, die kunnen opheffen. Hoogstens kunnen we de mens in de spiegel laten zien. Ik vraag me af of je na verloop van tijd niet zal overstappen op het terrein van de praktische politiek. Dichters en schrijvers hebben een andere taak, dacht ik.
- Toeschouwer blijven, Stans? Nee, dat is niets voor mij. Begrijp me goed, wat ik doe zal ik van jòu niet verlangen...
- Als ik goed zie, kwam Hugo tussen beide, dan worden we door jouw sociale roman weer eens herinnerd aan het feit dat we geen enkele pretentie mogen hebben, wij met onze voormannen, onze Vrije Universiteit, onze partij, onze christelijke pers, onze organisaties, onze scholen...