- Toch doet de sla het hier niet zo best als bij jou, zei Job.
- Dan gooi je de sla der uit, vond Van Spronsen.
- Ik heb niks meer te gooie... Dat heeft Bert al gedaan.
Het klonk nogal triest. Van Spronsen begon gauw over de parkieten van Leentje. Maar voor hij vertrok, vroeg Job hem nog wat hij dacht van al dat uitbreiden van teelt onder glas.
- Je mot wel mee of je wil of niet, zei Van Spronsen. - De wetenschap staat voor niks. Een end achter onze tuin hebben ze in de polder goeie grond zes meter omhoog gehaald met diepspitten. Alles met machines. Je zou es motte zien wat daar voor komkommers groeien...!
- Wacht maar es... Dat is nog maar het eerste jaar, waarschuwde Job, die het niet kon hebben dat er in de polder even goeie grond zou zijn als op zijn tuin. - Straks zulle we nog wel wat anders beleve...
- Nou ja... lachte Van Spronsen, jij zweert natuurlijk bij je goeie geestgrond. Maar wat wisten wij vroeger van grondonderzoek? Temet niks. Mot je nou es komme!
- Ik ken tuinders die kapot zijn gegaan an adviezen van de proeftuin, mokte Job. - Het komt vandaag even goed op vakmanschap an als vroeger...
- Dat ben ik wel met je eens, Job... maar toch ken je wat van die jonge snuiters leren. Die studieclubs hadden we vroeger moeten hebben. Jouw zoon Bert is er ook zo een.
Dat was wel de hoogste lof die Van Spronsen over zijn aanstaande schoonzoon los liet.
- Geluk is nog geen zegen..., zei Job.
- Kom... ik ga maar weer eens. Een aardig huisje voor dat span, vind je niet?
Van Spronsen had er niet van terug met Job in een geestelijk gesprek te komen.
- Wat mijn betreft hadden ze bij ons in kenne trekke en wat bijbouwe...
- Ach die jongelui... Dat wil niet meer tegenwoordig. Ze hebben de kans en ik kan ze geen ongelijk geven... Laat ze maar, Job. En het goede samen, hoor! We zien mekaar wel weer op de trouwdag, als 't zover is...
Leentje keek de schoonvader van haar zoon met welgevallen na. Je zag die man zijn leeftijd niet aan. Hij had het