Karls stem zwierf soms weg op de wind. Er waren machtig grote wolken.
Toch maar een vreemde geschiedenis. Karls vader was hier op de eerste oorlogsdag zo maar uit de lucht komen vallen. Zijn eigen vader had misschien wel op hem geschoten. En hun kinderen zitten een goeie twintig jaar later op dezelfde plek kerkje te spelen.
Hij wist dat het Karl ernst was zowel met de godsdienst als met zijn ideaal van een nieuw, verenigd Europa.
Hij zweeg over de politiek maar kon toch niet nalaten in zijn dankgebed nog even over het leed van de oorlog te spreken. Ja, Karl meende het goed. En deze jongens werden hier niet met militairistische leuzen volgestopt. Zo zou het wel moeten, dacht Huib, die evengoed als Karl wel wist dat de oudere generatie het met die ‘broederschap’ maar moeilijk had. Duitsers blijven Duitsers, zei vader altijd.
De korte dienst werd beëindigd met het Vater Unser. Ze stonden op.
Hier op Ockenburgh had hij Martchen voor het eerst ontmoet, het was maar in het voorbijgaan geweest. Later, op de pont, hadden ze elkaar herkend. En hoe!
Voor Frida betekende deze kampweek in de nazomer dat ze Martie vaak zou zien. Ze kon haar jaloezie nauwelijks verbergen als ze toekeek hoe Bea het kind verzorgde, die verstandige Hollandse verpleegster met haar grijze, vorsende ogen.
Vorsicht! Ze moest voorkomen de schijn te wekken dat ze zich wilde opdringen, hoewel ze er nog altijd heilig van overtuigd was als eigen zuster van Martchen meer recht te hebben het kind te verzorgen dan Bea.
Frida zou met Kerstmis weerkomen, maar daar kwam niets van. Ze lag met een stevige griep te bed. De kerstcadeautjes kwam Huib ophalen, toen hij moeizaam voortglibberend over beijzelde wegen terug kwam van Denemarken.
Maar die Kerstdagen werden voor Bea het grote keerpunt. Het was zonder een schok tussen Ed en haar tot een verklaring gekomen.
Trouw nooit met een psychiater. Trouw nooit met een verpleegster. Trouw nooit met een dominee. Trouw nooit