- Moet je weg, Haib? vroeg Martchen. Ze was nu wel heel wat gewend sinds ze met hem getrouwd was. Nooit zeker van zijn tijd. Altijd verrassingen. Altijd gehaast.
- Nol de Lange heeft in Hälsingborg een aanrijding gehad. Man doodgereje... Ze houden hem vast. Ja, in Zweden mot je dubbel oppassen met dat links rijden.
- Is het zijn schuld?
- Weet ik niet. Een ouwe heer stak plotseling de weg over, maar Nol reed boven de 50. Dat is een doodzonde in Zweden in de bebouwde kom.
Huib trok zijn bovenlip met duim en vinger samen. Dat was een gewoonte van hem als hij een snelle beslissing moest nemen.
Martchen zei niets. Ze wachtte af.
Even later had hij Kees aan de lijn.
- Mag ik effe? Ik val maar met de deur in huis, jôh... Mart wil graag naar haar ouders om daar het kind af te wachten. Ik zou haar brengen, maar net belt Flinterman op dat Nol de Lange in Hälsingborg een man doodgereje heeft. Ik mot er direct naar toe...
- Je wou mij zeker vragen of ik Martchen naar Wildeshausen wil brengen...
Iets voor Kees - altijd ad rem.
- Ja jôh... juist tegen de Pinksterdagen. Het treft slecht voor jou.
- Daar is misschien wel een mouw aan te passen.
- Denk je? Dan zou ik zover mee kenne rije en dan met de trein verder gaan. Of ergens een vliegtuig pakken. Jij moet natuurlijk weer zo gauw mogelijk op de zaak zijn.
- Geef mij Mart maar even.
- Hallo Kees...
- Mart... maak je niet ongerust. Ik breng je wel. Maar dat kan het best als we vannacht rijden en als de dokter het goedvindt natuurlijk.
- O Kees... wat lief van je... Ik ga direct inpakken.
............
- Hallo Kees... ik neem het maar even van Martchen over. Het is een beetje teveel voor haar inenen.
- Jij belt toch eerst de dokter, hè?
- Ja... dat doe ik... en ook Wildeshausen natuurlijk.