Martchen, aangestoken door zijn jongensachtige vrolijkheid, neurde mee.
Ze kwamen uitermate vrolijk de hal binnen. - One, three, four..., ein, drei, vier..., eet, tre, fire... ja, hij kende zijn Deens ook nog. Koepenhagen, schöne Stadt. Ich bin ja heut so glücklich... U ook? Sie auch?
De receptionist, voor wie de gasten een nummer bleven, kwam even uit de plooi. Die vent kon dus toch wel lachen. Het deed Huib goed. Voor het laatst nam Huib de sleutel van hem aan. Tak, tak. In de lift weer dat heerlijk zwevende gevoel. Huib drukte overmoedig op twee knopjes en tegelijk hoorden ze een snerpend signaal van de alarmschel en het openen van deuren. Martchen herstelde vlug de fout. Hjalb, Hjalb! Help! Help! Nee, een noodsein was er gelukkig nog niet bij.
Nog naproestend betraden ze hun kamer. Huib gooide zijn jasje uit.
- De laatste avond, zei Martchen. Het was alles wunderbar.
Hij draaide haar om en om en kuste beurtelings haar rug en mond.
Martchen had niet zoveel gedronken als Huib. Ze wees lachend naar het kamerscherm.
- Hjàlb, bitte? vroeg ze schalks. Het kwam er nu op aan hem in toom te houden.
- Ich gehe gleich zum Badezimmer... Ik ga meteen maar naar de badkamer.
Hij hoorde het haar wel zeggen, maar begreep niet alles. In een helder ogenblik begon hij zich aan de wastafel klaar te maken voor de nacht. Bleef toen neuriënd op de rand van zijn bed zitten en trok een grijns tegen het kamerscherm.
Toen zij na enige tijd in het schijnsel van de bedlampjes binnenkwam in een kennelijk voor deze laatste avond bestemd lichtblauw nachthemd, stond hij op en begon hij ernstig met haar door de kamer te walsen. - Dronken van wijn en liefde.
- Morgen ist alles vorüber, Morgen ist alles vorbei...
Plotseling stond hij stil, legde zijn handen op haar schouders en vroeg:
- En wat denk je van óns sámen?
Ze probeerde zijn ogen te peilen.