Bij het thuiskomen vroeg hij de sleutel: een, tre, fiere, eins, drei, vier. Martchen schoot in de lach. Chauffeurs gingen er altijd prat op dat ze zonder boekjes alle talen spraken. De lift snelde naar boven. Huib stak gauw de schemerlampjes aan en draaide de knop van de radio om. Zachte muziek. Dat hoorde er bij. Afleidingsmanoeuvres. Hij wist het wel. En zij ook.
- Ben je moe, Martchen?
- Het was alles zo heerlijk... ja... ik ben moe, maar ik zal slapen... slapen... Morgen weer een gelukkige dag, een nieuwe, lange gelukkige dag...
Ze hief haar gezichtje tot hem op. Ze kusten elkaar nu eigenlijk pas voor het eerst en lang.
Toen Martchen voelde dat het hem teveel opwond, zei ze: Welterusten, Haib.
- Zo gauw al?
- Entschuldige, bitte... Ze vouwde het kamerscherm uit tussen de bedden.
Alleen de lampjes brandden. Huib keek door het venster, doch zag alleen maar kamers en nog eens kamers. Hier en daar brandde nog licht. Er werden gordijnen dichtgeschoven. Toen hij naar boven keek was er ook nog een glimp maanlicht tussen de wolken.
Na verloop van tijd nam hij zijn verlies en knipte het licht uit. Alleen de radio speelde nu nog, maar ook daar maakte hij een eind aan.
- Slaap je al, Martchen? vroeg hij zacht.
- Ja... Tot morgen vroeg...
Verrukkelijk kind, dacht hij en bedwong zijn begeerte naar haar lichaam.
Met inslapen had hij nooit moeite, zelfs vandaag niet.
Toen hij de volgende morgen op zijn horloge keek was het half acht.
Hij kleedde zich geruisloos aan, nadat een vlugge blik achter het scherm hem een nog slapende Martchen had laten zien.
Hij vond een stopcontact en begon zich te scheren.
Toen hij klaar was vroeg ze: hoe laat is het?
- Acht uur.