ramen laten vallen... vergeten matten dicht te rollen... Nee, het zit er niet in bij die jongen. Gaan we op een middag naar oom Piet in Monster en komme we thuis dan staan de kasdeuren te klapperen. Alle warmte er uit. Kranen open laten staan zodat alles verzuipt... Als tuinder mot je aan honderd dinge tegelijk denke... En Bea heeft ook al andere planne... Het is maar goed dat jij terug ben...
Bert krabde zich op het hoofd. Hij had zijn vader laten spuien.
- Gaat Huib nog naar de autoschool?
- Ken je net denke... hij snuffelt wel wat in die boekies maar die jonge wil alleen maar rije... Voorlopig natuurlijk op het binnenland en als 't zover is de autobaan op.
- Kees zegt dat-ie eerst maar es onder vreemde ogen mot beginne...
Terwijl Bert naar de slaplantjes in de kweekkas keek, voelde hij met zijn rechterhand naar de brief die hij in zijn colbertzak had gestoken.
- De helft niet opgekomme... heb plant bij motte kope.
- Toch veel gemakkelijker, vader.
- Gemakkelijk... gemakkelijk... dat ligt in jullie mond bestorve. Ik heb altoos zelf gezaaid en dat blijf ik doen. Je weet nooit wat voor goed ze je in je handen spelen.
- Ze moeten straks meer licht hebben, zei Bert.
- Niks niet nodig. Kost allemaal geld. Ik heb altoos op moeders verjaardag de eerste sla geveild en zo zal het nou ook wel weer gaan.
- Ik heb je nog wat te vertellen, vader.
- Als het dan maar wat goeds is. 't Gaat zeker over die brief van de Proeftuin?
Bert haalde de brief tevoorschijn. Job Stein keek naar zijn zoon zoals hij daar stond. Vlees van zijn vlees en been van zijn been. Een echte tuinder zou Bert worden. Gezegend met een goed verstand. Die jongen daar zat een kop op. Van sla wist hij alles, tot de nieuwste soorten toe.
Toch bekroop hem opnieuw de vrees dat hem iets boven het hoofd hing met Bert.
- Ik zal 't maar direct zeggen, vader... Ik kan bij de Proeftuin komen. Een betrekking met goeie vooruitzichten.