mij aangewezen door de kampleider. Wij willen ook graag onder dak voor de nacht.
- U zoekt maar een andere plek. Wij willen niet gestoord worden. Mensen die het laatst komen krijgen altijd de beste plaatsen!
- Pardon mevrouw... wij zijn zakenmensen en konden niet eerder hier zijn.
Uit de auto keken een paar kindersnuitjes nieuwsgierig toe. Er stapte een vrouw uit, die geen acht sloeg op de mopperende Duitse.
Op dat moment zag Huib plotseling Karl naar voren komen. Hij plaatste zich tussen zijn kijvende landgenote en de Hollandse laatkomer.
- Bitte, valt u deze Hollander niet lastig, anders moet ik de kampleiding waarschuwen. Wij, Duitsers, zijn hier gasten, wilt u dat niet vergeten?
- Als mijn man straks komt zal je er meer van horen. Bemoei je met je eigen zaken jongeman. Ik kan zelf mijn boontjes wel doppen!
- Dat lijkt wel zo, zei Karl. Hij vermeed de ruzietoon, maar sprak toch duidelijk genoeg dat alle omstanders hem konden horen. - Mag ik u vragen niet te vergeten wat wij de Hollanders in de oorlog hebben aangedaan? Hier op ditzelfde veld zijn wij zonder geldige redenen uit de lucht komen vallen op 10 mei 1940.
- Jij bent zeker communist, hè? Bevel is bevel, begrijp je dat? Jouw vader is zeker geen soldaat geweest, hè? Maar mijn eerste man is in de oorlog gesneuveld. Oorlog is oorlog, zo was het toen.
- Ja... zo was het toen, zei Karl kalm. - Toen waren wij vijanden. Het zou toch goed zijn als u daar op dit ogenblik aan wilde denken. Nu zijn wij gasten en willen in vriendschap leven met alle nationaliteiten.
Laat mij u helpen, mijnheer. Kom Frida, kom Martchen...
Van alle kanten schoten nu helpende handen toe en het deed Huib goed te bemerken dat het meest jonge Duitsers waren die begrip toonden voor wat hier aan de hand was.
- Laten we gaan..., zei Ria die Huib aan zijn mouw trok.
- Nou... wat zeg je van mijn Duitse vriend? Een kerel hè? Als er ooit woorden over de oorlog vallen is het altijd