Stichtelijk sang-prieel, belommerd met het Hooge lied Salomons, ende andere heilige gesangen
(1686)–Wiete Ringers– Auteursrechtvrij
[pagina 192]
| |
De CXXIIIIste psalm.
| |
[pagina 193]
| |
heel neer te slaan; Si hadden ons verslonden; Wi waaren wis vergaan, Wan-
neer haar toorn begon in vlam te staan.
So d' Opper-prins, de sterkste strijder,Ga naar margenoot+
In ons benauwde staat,
Nu niet geweest was ons bevrijder;
(So schater Jacobs saad)
Ga naar margenoot(2) Had God ons niet behoed;
Doe 't boos viandig bloed,
Veel wreede t' saam opstonden,
Om ons heel neer te slaan;
Ga naar margenoot(3) Si hadden ons verslonden;
| |
[pagina 194]
| |
Wi waaren wis vergaan,
Wanneer haar toorn begon in vlam te staan.
Ga naar margenoot(4) Doen hadden woeste water-golven
Moorddadig en verwoed
Ons overloopen, en bedolven;
Ga naar margenoot(5) Een dolle baaren-vloed
Had ons wis overstroomd;
Had God haar niet betoomd,
En niet voor ons gestreeden.
Ga naar margenoot(6) Geloovd si onse God,
Hi, die niet heeft geleeden,
Dat ons 't viandig rot
Als roov-goed kreeg ten doel van haar gespot
Ga naar margenoot(7) Wi sijn ontkomen uit haar handen,
(Spijt al haar snood gemik)
Als vogels uit de kluister-banden
Der loos gestelde strik.
| |
[pagina 195]
| |
't Net is gescheurd; en wi
Sijn van haar woeden vri.
Ga naar margenoot(8) 't Is God, 't is d' Opper-hooge,
Wiens hulp tot ons genaakt;
Die d' aard', die d' hemel-boogen,
Die 't alles heeft gemaakt;
Die God is 't, die ons helpt, die ons bewaakt.
|
|