Stichtelijk sang-prieel, belommerd met het Hooge lied Salomons, ende andere heilige gesangen
(1686)–Wiete Ringers– Auteursrechtvrij
[pagina 186]
| |
't welvsel der lasuiren sterre-boogen Vw' setel hebt bereid! Gelijk een knecht
sijn heer, een maagd gesta--dig Haar vrouw aansiet; so staaren wi (O on-
se God!) op u, tot gi Ons sijt genadig.
Ga naar margenoot+ Ik hef tot u, ik hef tot u mijn oogen;
Gaaloose Godd'lijkheid,
D' op 't welvsel der lasuiren sterre-boogen
Uw' setel hebt bereid!
| |
[pagina 187]
| |
Ga naar margenoot(2) Gelijk een knecht sijn heer, een maagd gestadig
Haar vrouw aansiet; so staaren wi
(O! onse God!) op u, tot gi
Ons sijt genaadig.
Ga naar margenoot(3) Genaad! O! God! sijt ons genaadig, Heere!
Genaad! O! God! genaad!
Want ons vianden als verwoede beeren,
Beknauwen ons met smaad:
Ga naar margenoot(4) Dat weeld'rig volk soekt ons veracht te maaken:
Wi sijn gansch sad van schimp en spot,
Die dat so boos hooveerdig rot
Steeds gaat uitbraaken.
|
|