Stichtelijk sang-prieel, belommerd met het Hooge lied Salomons, ende andere heilige gesangen
(1686)–Wiete Ringers– Auteursrechtvrij
[pagina 176]
| |
[pagina 177]
| |
al? boose! Foei! uw' lippen (goddeloose!) Sijn als uit een sterke hand Pijlen;
als jenever-brand.
Met veel angsten fel besprongen,
Riep ik God: hi hoorde mi.
(2) Red m' ook nu van valsche tongen,
Heere! van bedriegeri.
(3) Baat u 't vuil bedrog al? boose!
(4) Foei! uw' lippen (goddeloose!)
Sijn als uit een sterke hand
Pijlen; als jenever-brand.
| |
[pagina 178]
| |
(5) Ach! dat ik in Mesech sweeve,
Droev in Kedars tenten woon!
(6) Ach dat ik bi menschen leeve,
Die staag wreev'len sijn gewoon!
(7) Ik ben vreedsaam; vreede! vreede!
Roep ik: maar die grouwel-wreede
Klinken straks den krijgs-trompet:
So sijn si op twist geset.
|
|