Stichtelijk sang-prieel, belommerd met het Hooge lied Salomons, ende andere heilige gesangen
(1686)–Wiete Ringers– Auteursrechtvrij
[pagina 169]
| |
De CXIIIIde psalm.Sang: Te Vlissingen leit een jacht bereid---DOe d' Heere Israëls geslacht Vit 't overwreed AEgypten voerde;
Doe Jacobs huis wierd' uitgebragt Van 't volk, dat vreemde tongen roerde:
Ga naar margenoot(1) Doe d' Heere Israëls geslacht
Uit 't over-wreed AEgypten voerde:
Doe Jacobs huis wierd' uitgebragt
Van 't volk, dat vreemde tongen roerde:
| |
[pagina 170]
| |
Ga naar margenoot(2) Doe bleek (spijt Phar'os wapen-drom)
Doe bleek, dat d' Israëlsche schaaren
Van Gode tot sijn heiligdom
En heerschappi verkooren waren.
Ga naar margenoot(3) De woeste see die sag het aan,
En ging veld vluchtig hene strijken;
De helder-stroomende Jordaan
Liet haaren vloed te rugge wijken.
Ga naar margenoot(4) De groote bergen sprongen op,
Gelijk in 't veld de radde rammen;
De heuvels slingerden den kop,
En huppelden als wakk're lammen.
Ga naar margenoot(5) Wat was u, (see!) wat quam u aan,
Dat gi so gingt veld-vluchtig strijken?
| |
[pagina 171]
| |
Wat u, (glad-golvige Jordaan!)
Dat gi uw' vloed te rug liet wijken?
Ga naar margenoot(6) Wat was u, (bergen!) dat g' uw' top
So tsidd'rend' droegt, en sprongt als rammen?
Wat u, (o! heuvels!) dat g' uw' kop
So schudd', en hupp'len gingt als lammen?
Ga naar margenoot(7) Gi aarde beev voor d' Opper-vorst;
Voor Jacobs God;Ga naar margenoot(8) die water-stroomen
Deed uit een rots', voor Isr'els dorst,
Uit kei-steen drinkb're bronnen koomen.
|
|