Stichtelijk sang-prieel, belommerd met het Hooge lied Salomons, ende andere heilige gesangen
(1686)–Wiete Ringers– Auteursrechtvrij
[pagina 126]
| |
De XXIVste psalm.
| |
[pagina 127]
| |
Het gansch heel-al, al die daar leeven,
Al die of hoog of laag omsweeven.
Ga naar margenoot(2) Hi heeft in 's werrelds middel-rond
Bewoonb're droogten vast gegrond,
Rond-om met groote water-swieren,
En schoon borduird met veel rivieren.
Ga naar margenoot(3) Wie sal des Heeren berg opgaan?
Wie op sijn heil'ge vloering staan?
Ga naar margenoot(4) Die 't hert heeft rein, en reine handen,
En haat meineed en and're schanden.
Ga naar margenoot(5) Die mensch sal veel geluk geschie'n
Hi sal Jehovâs gunste sien,
Op hem sal rijke segen vlieten,
Hi sal groot goed van God genieten.
Ga naar margenoot(6) Dat is dat is het vroom geslacht,
Dat d' Heere soekt, hem eert en acht;
| |
[pagina 128]
| |
Dat sijnse die met Gods behaagen
Den naam van Jacobs kind'ren draagen.
Ga naar margenoot(7) Hef, poorten! hef der posten top,
En set uw' eeuw'ge deuren op;
Daar koomt een heerlijk heerlijk Koning
Heen stijgen tot sijn heil'ge wooning.
Ga naar margenoot(8) Wie is die Vorst der heerlijkheid?
't Is God vol macht, vol majesteit,
Wiens arm kan wond'ren sterk uitrechten,
't Is God, die krachtig is in 't vechten.
Ga naar margenoot(9) Hef, poorten! hef der posten top,
En set uw' eeuw'ge deuren op;
Daar koomt een heerlijk heerlijk Koning
Heen stijgen tot sijn heil'ge wooning.
Ga naar margenoot(10) Wie is de Vorst der heerlijkheid?
't Is God vol macht vol majesteit;
't Is God, de groote Heer der heeren;
Die is, die is de Vorst der eeren.
|
|