Volledige werken. Deel 3(1884)–Theodoor van Rijswijck– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende De Degen van Damocles. Naer het fransch van Béranger. Gy kent den degen van Damokles allen; 'k Zag hem eens mym'rend gezeten na 't mael. Daer kwam my de oude Denys overvallen, Hy wees me een plaets onder 't hangende stael. Ik sprak hem toe: Zy myn lot zoo gelegen, 't Glas dan omhoog op der snaren geluid; Oude Denys, maer ik spot met uw degen, Ik drink, ik zing, en uw lied lach ik uit! Schenk dan en breng my wat lekker mag smaken, Tapper en stover hael op en zet by. Kan onze rampspoed u 't harte niet raken, Weef dan, Denys, eens een rympjen op my. Steeds door uw zingen tot jokken genegen, Minderde ons wee by den toon uwer luit. Oude Denys, och! ik spot met uw degen, Ik drink, ik zing, en uw lied lach ik uit! [pagina 283] [p. 283] Zorgeloos laet ge u door 't rym'len vervoeren, Neig eens uw oor naer der volkeren klagt; Dat is een zangster die innig kan roeren, Maer zy wordt steeds door de vorsten veracht. En waer heur vingren de snaren bewegen, Luistren de boomen, de bloemen en 't kruid. Oude Denys, ach! ik spot met uw degen, Ik drink, ik zing, en uw lied lach ik uit! Denkt gy de lauwren van Pindus te plukken, Neen, daer het vuer van uw bliksem hem trof, Gaan zy uw roem eens der toekomst ontrukken, Vagend de kerkers van slibber en stof. Clio in wraek zal ons ketenen wegen, Over het graf dat uw asschen besluit; Oude Denys, ach! ik spot met uw degen, Ik drink, ik zing, en uw lied lach ik uit! ‘Ik wil my streng op dat lasteren wreken,’ Bromde de vorst, en meteen brak de draed. 'k Voelde het lemmer myn schedel doorbreken, ‘Sterf dan! zoo klonk het, ten zoen van myn haet.’ Ik gaf den geest, en ter helle gezegen, 't Glas in de hand, klonk myn stem er nog luid: Oude Denys, ach! ik spot met uw degen, Ik drink, ik zing, en uw lied lach ik uit! 1847. Vorige Volgende