heden, zonder leugens, zonder schuld en - ja ook zonder Max.’
‘Hoe kun je nu zeggen zonder schuld?’ vroeg ze angstig.
‘Alles wat een mens opbiecht, is voorbij. Altijd. Dat weet je toch?’
Ze had zich als een kind naar bed laten brengen, zich aan me vastgeklampt en gesmeekt haar te vergeven. Ik legde haar uit dat ik vergeven een veel te belast woord vond in ons geval.
‘Als je mij nu opzettelijk gemeen had behandeld, ja dan was het misschien anders. Je moet er gewoon niet verder over tobben. Bovendien - dat je vandaag kwam om alles uit te leggen, dat je dat wilde - om mij, daar ben ik dankbaar voor, al moet ik natuurlijk wel even het een en ander verwerken. Maar dat is mijn probleem, niet het jouwe. Jouw probleem is weer zo vlug mogelijk fit en uitgerust te worden.’
Ik bleef daarna nog een poos alleen op de porche zitten, ten prooi aan veel tegenstrijdige emoties.
Arme, dappere Moniek. Ze had zich willen verweren tegen de afschuwelijke intrige waarin ze zichzelf had gemanoeuvreerd, maar had absoluut niet tegen de situatie opgekund.
Zelfs Max was meer slachtoffer dan promotor van al het kwaad, hoewel zijn aandeel in de affaire niet gering was.
Maar de grote spelleidster op de achtergrond was Marina. Weer en altijd nog Marina. Met bitterheid moest ik het vaststellen.
Diezelfde ochtend had ik toegeleefd naar een gesprek met haar, nu leken de barricades op de weg groter dan ooit. Praten met haar zou veel moeilijker worden dan ik me had kunnen indenken. Maar de noodzakelijkheid ertoe dwingender dan ooit.
Ik probeerde alle inlichtingen die ik van Moniek gekregen had, zo te rangschikken dat ik een eerlijke