haar de gelegenheid gevend zich wat te herstellen. Maar toen ik met de koffie terug kwam, leek ze zich niet verroerd te hebben. Klein en kwetsbaar, met de handen in de schoot zat ze daar, heel kinderlijk en machteloos.
Ze dronk haar kopje leeg, maar bleef zwijgen.
Ik dacht nog steeds aan ruzie tussen Max en haar en vond het nogal pijnlijk dat ze er uitgerekend mee naar mij vluchtte. Max was toch al niet zo dol op me, als hij wist dat ik het was die ze in haar narigheid had opgezocht, zou dat onze relatie niet direct verbeteren.
Ik overwoog vele vragen, maar stelde er geen en wachtte tot ze de moed had me te vertellen waarom ze gekomen was.
Eindelijk zei ze zacht: ‘Ik heb je heel veel te vertellen, Hanna. Als je alles wist, dan zou je eh...’
Ze kon niet verder, het praten greep haar te veel aan. Bijna onhoorbaar ging ze toch verder: ‘Max is dood.’ ‘Moniek - lieverd.’ Met een arm om haar heen, probeerde ik iets van troost over te brengen, maar ze weerde me ruw af.
‘Nee - raak me niet aan. Als je alles wist...’
Het plotselinge sterven van Max had haar kennelijk totaal van streek gemaakt en geen wonder. Wat was dit vrouwtje - hoe oud was ze helemaal, dertig? - zonder de man die alles voor haar regelde en stuurde? Ze was zo onvolwassen, zo hulpeloos, wat moest ze alleen?
‘Ja - hij is dood. Die verstuikte voet - weet je nog wel? - dat was larie. Hij had regelmatig last van zijn hart, al jaren. Maar hij wilde er niet mee naar een dokter. Soms dacht ik weleens dat hij het leven niet meer aan kon, dat hij hoopte dat hij niet zo lang meer hoefde te leven.’
Max levensmoe, tobberig? Ik kon het me niet voorstellen.
‘Als hij was blijven leven, zat ik nu niet hier. Ik heb