‘Zo, meisjes,’ begroette hij ons uitgelaten, ‘we komen juist op tijd, geloof ik. Kom, op welke manier zullen we met elkaar eens gezellig een feestje bouwen?’
‘Max,’ probeerde ik hem te remmen, ‘we zijn niet erg in de stemming voor een feestje, we wilden juist naar huis.’
‘Naar huis? Zo vroeg in de avond? Twee lieve vrouwtjes met zulke mooie koppies naar huis? Geen sprake van. Dit is de kans van mijn leven me omringd te weten door vrouwelijk schoon.’
Anja leunde zwaar tegen me aan, ik sloeg mijn arm om haar heen.
‘Sorry, Max,’ overreedde ik hem, ‘maar Anja heeft erge last van haar maag. Je ziet hoe belabberd ze is. Een andere keer graag natuurlijk. Maar nu gaan we. Adios.’
‘Zal ik jullie even brengen?’
Met moeite wist ik hem van verdere interventie af te brengen, toen hij ons tot aan de auto begeleid had.
Gelukkig waren we met mijn gehuurde volkswagen, zodat ik kon rijden. Anja zat stil, zo nu en dan vreemd nasnikkend, naast me.
Thuisgekomen zette ik de airco in de zaal aan, sloot shutters en gordijnen, in de hoop dat Max en Moniek begrepen dat ze niet welkom waren, als ze toch nog kwamen.
In de verte blafte een hond, op het brommende geluid van de airco na was het drukkend stil in de kamer. Ik durfde geen vragen te stellen, wachtte tot Anja zelf de draad weer opnam. Ze had immers gezegd dat ik de rest ook moest horen. Haar aarzelen begreep ik zo goed. De inspanning alle weerstanden in jezelf te overwinnen eiste niet alleen een geestelijke concentratie, maar ook een fysieke bundeling van kracht.
Het willen uitpraten en tegelijk het willen zwijgen, vluchten of slapen, vernielde energie, werkte verlammend. Had ik niet exact dezelfde ervaringen? Een