het een verprutste middag was voor beide partijen.
Even later kwam Yose me vertellen dat Jantje tijdens een relletje gewond was geraakt en dat hij even met zijn vriend meeging om de jongen in het ziekenhuis te laten verbinden.
‘Maar hoe kom jij dan thuis?’ vroeg hij bezorgd.
Ik stelde hem gerust, ik zou me wel redden. ‘Is de jongen erg gewond?’
‘Een diepe snee in zijn voorhoofd, verder alleen wat schrammen, dacht ik.’
Op de porche vond ik Maria, die mokkend voor zich keek en probeerde me te negeren.
‘Erg geschrokken?’ vroeg ik. Ze haalde onverschillig haar schouders op. Wat me er toe bewoog toch bij haar te gaan zitten, waar het toch duidelijk bleek dat ik niet welkom was, wist ik niet.
‘Sigaret?’ bood ik haar aan. Ze weigerde stug.
‘Wat waren het voor relletjes?’
Even keek ze me fel aan, met een zweem van minachting. Toen stak ze uitdagend een sigaret van zichzelf op, van het zelfde merk als ik haar al had aangeboden. Zo ik aan haar gevoelens voor mij had getwijfeld, dan was het nu wel heel duidelijk dat ze me niet erg vriendelijk gezind was.
‘Maria,’ begon ik pleitend, ‘je beoordeelt me verkeerd en dat vind ik erg vervelend. Ik ben niet, zoals jij en Jantje veronderstellen, de bemoeizieke macamba, die meent hier even op een achternamiddag het pedagogisch genie uit te kunnen hangen.’
Het schot was raak.
‘Wat doet u hier dan?’
‘Yose is een vriend van me, hij nodigde me namens je vader uit. Misschien hoopten ze allebei wel dat ik je broer zou kunnen overtuigen van zijn ongelijk, maar dat wil niet zeggen dat ik dat van plan was.’
‘Maar Jantje was er niet,’ kon ze niet nalaten triomfantelijk vast te stellen.