mag niet verder leven, zoekend naar recht, jij moet van haar afblijven en de rest aan God overlaten.’
Hij zuchtte voldaan en ik wist in de verste verte niet hoe ik hem duidelijk kon maken dat het allemaal anders was dan hij zich voorstelde. Moeizaam legde ik hem uit dat ik zolang bezig was geweest inzicht te krijgen in mijn eigen gevoelens, dat ik nu echt wel wist waar het om ging. Ik probeerde hem duidelijk te maken dat er geen wrok, geen haat in mijn hart was, zoals hij zich voorstelde, maar angst. Angst voor Marina en voor mijn schuld bij alles wat zij gedaan en nagelaten had te doen.
‘Eer lijk Yose, ik zoek geen recht, maar rust. Ik ben werkelijk niet uit op toch nog na zoveel jaren een berechting en een straf. Ik ben geen Wiesenthal en al heeft hij gelijk dat hij volhoudt met wat hij meent te moeten doen, bij mij ligt het anders. Marina hoeft voor mij niet op de knieën om genade te smeken. Het enige waar ik op uit ben, is dat ik wil weten waarom ze ons zo heeft gehaat en of ik persoonlijk iets gedaan heb dat haar zo heeft verhard dat mensenlevens niet meer voor haar telden.’
Met bevende handen trok ik een sigaret uit mijn koker. Houdt dit dan nooit op, dacht ik.
Yose, mijn goede, zwarte broeder, begon er iets van te begrijpen.
‘Zeg het allemaal maar, zeg het allemaal maar tegen me, dat is goed.’
‘Weet je - ik heb er in Holland ook weleens over gepraat, ook met mensen die Marina gekend hebben. Die vinden mijn schuldgevoel waanzinnig en menen dat haar verraad een zekere manier van zaken doen was. Ze geloven dat zij, die zich altijd zo te kort gedaan voelde, ineens een kans zag om de schade in te halen. Eindelijk eens veel kleren te hebben, juwelen en luxe. Maar vooral dat ze met de groei van bezit ook haar behoefte aan macht ontwikkelen kon. Ik geloof dat