verwerkt zijn en waardoor ik allergisch ben gebleven voor woorden als oorlog en Duitsers. Niet rancuneus, wel geëmotioneerd. Zo zit dat.’
Hij knikte, maar ging er verder niet op in. Van de spraakzame Otto die ik had leren kennen, was niet veel over. Hij zag er moe en nogal bedrukt uit.
‘Zeg,’ vroeg ik ineens, ‘waarom ben jij vandaag hier inplaats van op school?’
Een flauw lachje trok zijn mondhoeken omlaag. ‘Op Curaçao zijn de scholen op zondag dicht,’ zei hij toen.
Het was niet te geloven, maar het bleek inderdaad zondag te zijn en ik had er geen erg in gehad. Het was me gewoon totaal ontschoten. Nu begreep ik waarom het zo druk aan de baai was, daarom waren hele gezinnen er met elkaar op uit getrokken. Wat een blunder dat ik er geen idee van had gehad.
Otto vertelde dat hij iedere zaterdag en zondag in de bar stond, het leuk werk vond en er een aardig centje mee verdiende. ‘Hopie plakka, noemen we dat hier,’ eindigde hij.
‘Vinden ze het thuis niet ongezellig als je weg bent?’ ‘Thuis?’ herhaalde hij, ‘wat heet thuis?’
‘Wat klinkt dat akelig.’
‘Dat is het ook.’
‘Wil je erover praten?’
‘Ik heb nog een kwartier, dan moet ik weer aan het werk. Ach - vergeet u het maar.’
Toen pakte ik het tijdschrift uit mijn tas en sloeg het open op de plek waar Marina's foto lag, schoof het in zijn richting.
‘Ken je die vrouw?’
Hij hoefde niet lang te denken. ‘Nou, echt kennen niet, alleen van gezicht, ze komt hier 's zondags nogal eens eten.’
‘Kun je iets van haar vertellen?’
‘Ze komt meestal alleen, rijdt in een witte Renault,