‘Maar Max van Lennep weet altijd een oplossing, er is dus geen reden voor paniek. Vrienden van ons, de van Nettens, zijn met verlof in Holland. Zij zullen het alleen maar prettig vinden als hun huis tijdens hun afwezigheid bewoond wordt. Hun hond is hier, die gaat met u mee. Nou - mooi geregeld, toch?’
Ik vond alles best, als ik maar naar bed mocht. Dat mocht, stelde ik tuitelig en ironisch vast.
Even later stond ik in een kamer waar het door de airconditioner lekker fris was, een koele, gezellige ruimte in een lauw warm huis. De motor van de airco bromde en gaf me de sensatie alsof ik nog in het vliegtuig zat. Ik huiverde van alle emoties. Aldert was ver weg, mijn doel leek nog verder en nauwelijks te verwezenlijken. Maar de slaap was heel dichtbij, als een goede, veilige vriend.
Een paar uur later stond Moniek van Lennep naast mijn bed. ‘Wilt u koffie of thee?’
Ik wilde best aannemen dat het hartelijk bedoeld was, maar toch ergerde haar aanwezigheid me. Waarom lieten die mensen me niet met rust? Toch zat ik een kwartier later op de porche van mijn tijdelijke huis en dronk ik koffie met haar. Ze had iets ontwapenends, haar sproetenkoppie was zonder meer lief, haar onzekerheid roerend.
‘Max en ik hebben een beetje ruzie gehad. Ik dacht dat u liever bleef slapen, maar hij zei dat ik naar u toe moest. Max weet alles altijd veel beter dan ik,’ zei ze kinderlijk.
‘Niet altijd - nu zeker niet,’ ging ik er stug op in. ‘Bent u boos? Had ik weg moeten blijven?’
‘De koffie is heerlijk,’ stelde ik haar gerust. Ik nam mij voor zo snel mogelijk mijn zogenaamde beschermer af te schudden.
Moniek van Lennep schonk de kopjes nogeens vol en bood me aan samen wat rond te rijden.