6 oktober 1946
In hoeveel je ook meent in geluk te kort te schieten, je bent toch altijd gelukkig genoeg om een ander te helpen die minder gelukkig is.
Ik moet er nu maar in berusten, dat de onzekerheid en de twijfel aangaande de geslaagdheid van mijn eigen leven blijvend zijn en mij telkens zullen pijnigen, een kwelling even regelmatig terugkerend als de vloed, doch op een minder bekend ritme.
'k Leef voortdurend aan de rànd van het een of ander: verdriet, de onmogelijkheid verder te gaan, uitputting, moedeloosheid.