Derde boek
2 oktober 1946
De noodzakelijkheid een nieuw cahier te gaan gebruiken, herinnert me eraan, dat het tijd wordt het tweede boek van deze aantekeningen af te sluiten. Veel betekent zulk een afsluiting niet. Toen ik begin november 1944 de draad van het dagboek weer opnam, na een pauze van ongeveer drie jaren, lag het voor de hand een nieuwe afdeling te beginnen. We stonden toen voor de hongerwinter en de bevrijding. De overgangsperiode daarna kan nu wel als afgesloten beschouwd worden. Het einde van het proces te Neurenberg accentueert wellicht het einde van die overgangstijd. Alle reden om even in gedachten een streep te zetten en onder die streep weer gewoon verder te gaan. Zulke strepen hebben meer esthetische dan logische betekenis. We willen graag de illusie behouden dat ons werk zich vanzelf organisch afrondt.
Bij kleine voorvallen die toch in het voorbijgaan even indruk maken - men verliest iets, men klemt zijn vinger of iets dergelijks - heb ik me meermalen afgevraagd wat, indien alles betekenis heeft, hiervan de betekenis zou zijn.
In de ziekelijk-mystieke kringen schijnt zich nog altijd een stuk romantiek uit de late achttiende eeuw staande te houden. Door de paring met religie heeft deze romantiek een uiterst taai leven verkregen. In alle verbindingen die de religie aangaat, is zij het diepte en duur aanbrengende element.
De tweede Rilke-periode schijnt beëindigd te zijn. Om voor anderen blijvend iets te kunnen zijn, is het nodig dat we van tijd tot tijd uit hun aandacht verdwijnen. Hoe mooi, hoe waar, hoe vanzelf en hoe verrijkt wordt dan de terugkeer!