deze manier de zoon van de gestorven vrouw wou laten horen hoe de buitenwereld over zijn moeder dacht. Maar dat zou ook vóór haar sterven geredelijk hebben gekund. Men moet aannemen dat de schrijver het heeft gewild zoals hij het heeft gedaan, misschien omdat hij hier uit een persoonlijke ervaring putte, of omdat die pijnlijke situatie voor de psychologische ontwikkeling van Yves juist hier nodig was.
Misschien houden beide eigenaardigheden verband met de unanimistische inslag van het boek. Le mystère Frontenac is de geheimzinnige kracht die de familie en haar satellieten omsnoerd houdt; de enkeling met zijn persoonlijke strevingen is daarin de onderliggende partij; de auteur is dus vrijer ten opzichte van hun individuele lot. Bovendien wordt nu het leven van de enkeling uiterst sterk als eenheid, als component in het ‘mysterie’ ervaren en gezien en het is of het ‘mystère’ tevens orakelt. Het bepaalt de plaats van Yves of van Jean-Louis in het ‘mystère’ en het ‘weet’ alles van hen. Ook zijzelf ‘weten’ het, de schrijver zegt het op meer dan een plaats, ergens zelfs met zovele woorden.
Zulke nieuwe richtingen in de romankunst zijn voor de techniek van de roman vruchtbaar en noodzakelijk.
Ik ken te weinig Frans om het boek zomaar door te lezen en daarbij alle details te volgen; te veel om woordje voor woordje dat ik niet ken, op te zoeken. Begonnen op de laatstgenoemde manier, ging ik al spoedig over op de eerste, want de grote lijn en de totaal-indruk wilde ik toch niet missen. Het begin zag ik dus scherp, de rest als een bijziende. Een middenweg zal voor het vervolg misschien het beste zijn.