Literair dagboek (1940-1950)
(1974)–Cornelis Rijnsdorp– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 74]
| |
langer dan een bladzijde; geen gewichtige of onderwijzende pose; geen ‘ontdekking’ van cultuur en kunst en christendom! En als het kan ook geen onbegrijpelijke verzen. Wensen voor een nieuw tijdschrift. Denken aan Koos van Doorne.
Mijn dochtertje bekeek de grote foto's in Menschen van de straat (Bosch & Keuning N.V., Baarn). Ze zat rechts van mij aan de tafel. Ik was ergens mee bezig en gaf me van die titel zozeer geen rekenschap. Opkijkend zag ik een foto, van opzij dus, de linkerzijde als onderkant; een foto van klei, gebobbeld en gerimpeld door zeewater? Of was het een rotsformatie, vanuit de hoogte gezien, in een zacht en mild licht? Toen gebeurde er iets merkwaardigs. Deze bobbels en rimpels, deze groeven tussen de zacht-overglansde rotsen, hadden een onderlinge samenhang verkregen. Er zweefde iets overheen; deze plek was te edel om zó in de onbezielde natuur voor te kunnen komen. Toen doemde het gezicht voor me op van de gebaarde zwerver (no. 35 van de groepstitel Menschen van de straat met het onderschrift ‘Onmisbaar in het stadsbeeld’). Wat ik gezien had was het voorhoofd boven de wenkbrauwen. Als men het gezicht in zijn grondvorm voor het moment kan zien als aarde of rots, dan is het haar als grassen of als een plant te zien. De grondvorm is uit de aarde aards, maar dat wat 't tot een mensengezicht maakt is iets dat van Boven is. Vrij banaal om dit te constateren, maar je moet zo'n gezicht voor je ogen maar eens zien ontstaan. Vergissingen bij zien of horen zijn soms de poort naar ontdekkingen, die althans voor jezelf van grote waarde zijn. |
|