6 oktober 1940
De macht van de domheid in het leven moet men niet overschatten. Alleen een persoonlijk getroffene, een verbitterde, zal een stuk over ‘domheidsmacht’ kunnen schrijven, denk aan het toneelstuk van die naam van Marcellus Emants (1907). Maar een bestendige factor in het maatschappelijke leven, en daardoor een machtige factor, is de menselijke domheid zeker. Wie overigens zichzelf kent, zal niet verbitterd kunnen worden. Verbittering en zelfkennis kunnen niet samengaan. De verbittering is het eindstadium van de eigenwijsheid.
Wil een gegeven aanleg in het leven slagen, dan moet die aanleg duidelijke grenzen hebben. De min of meer universeel aangelegde, die bovendien zichzelf niet trots alles wil doorzetten, loopt gevaar bij een voor hem ongunstige constellatie in de aanvangen te blijven steken.
Gisterenavond bombardement, vanmorgen Heilig Avondmaal. Horen lezen de onberijmde psalm 22. Bij zulk een klacht kan men alleen maar verstommen.