Literair dagboek (1940-1950)
(1974)–Cornelis Rijnsdorp– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 36]
| |
cepties in leven en werk van aards gericht en geleefd leven, want ook het aards-gerichte leven is moeilijk, ondanks de ‘breedte’ van de weg.
Wie veel over gezondheid en levenskracht schrijven, zijn meestal ziekelijk (Nietzsche, Marsman). Korte levens hebben vaak een snel en meeslepend tempo. Als men een type als Van Randwijk hoort, wordt men bijna bang dat hij geen lang leven voor zich heeft. Wat is tenslotte ‘vaart’ in het leven? Een dahlia groeit snel en een eik langzaam, maar elke plant groeit met het tempo dat erbij past. ‘Vaart’ is een betrekkelijk begrip. Zijn de sterren minder levend, omdat ze ‘langzaam’ gaan? In een zeer grote ruimte verliest zich de snelste ‘vaart’. De levensruimte om ons heen bepaalt het subjectieve beeld van de ‘vaart’. Laat niemand ‘achterblijven’ - in de bijbelse zin van Paulus' en Petrus' vermaningen in de brieven - bij de vaart, die bij zijn ruimte past en waarnaar hij geoordeeld zal worden.
Dweperij is onder andere een hardnekkig en ook in de ‘gesloten uren’ willen verblijven in een van licht en lucht afgesloten, oververhit ‘heilige der heiligen’. Zelfs het heilig avondmaal is op een betrekkelijk korte tijdsduur berekend. Het is berekend op zijn nawerking, 't verteren en in het bloed opnemen van brood en wijn. Leven is niet enkel eten, maar eten om te gaan ‘in de kracht derzelver spijs’ en in dat licht bezien is het nog een bijzondere genade, dat aan het eten en drinken zelf een aparte glans, als het ware om zijns zelfs wil, wordt verleend.
Het ontstaan van goed proza is gebonden aan een constellatie waarin goed verstaan in enigszins brede kring regel geacht kan worden. Het bespeelt de door lectuur gevoede verbeelding van de lezer. Hoe speelser en met hoe minder krachtsinspanning, met hoe minimaler middelen dus, dit gebeurt, des te doeltreffender is zijn werking. Het tekort aan begrip bij het grote, christelijke lezerspubliek dringt elke literaire uiting in de richting van de preek. Het dode snijdt niet alleen bestaand leven af, maar verhindert ook mogelijk leven tot leven te komen. Die dubbele functie van de dood (het doden van het levende en het verhinderen van het bijnalevende om tot leven te komen) is door Christus in zijn ontzettende toespraak tot de Farizeeën scherp aangegeven. Maar | |
[pagina 37]
| |
al kunnen we honderdmaal zeggen: ‘Ik had de omstandigheden tegen mij’, we voelen ons toch schuldig voor het ontbreken van dié bloei die bij de meest gunstige constellatie mogelijk zou zijn geweest. De mens is begrepen in het verbond, dat het op zijn leven begrepen heeft. Lenig, licht, verfijnd proza kon de achttiende-eeuwse Fransman schrijven, omdat hij voor een dergelijk speels intellect bij zijn lezers schreef. Het is vergeefs in Holland lenig en speels te schrijven. Het lichte moet er reeds zijn, voor het in het proza is. De tekortkomingen van onze schrijvers zijn onze tekortkomingen; hun deugden klagen ons aan. Ze hadden zoveel schitterender kunnen zijn. |
|