een superieure vriendschapsverhouding, verborgen achter schaarse, brommerige conversatie. Twee oude mannen, volmaakt rustig en tevreden in elkaars tegenwoordigheid. Later zag ik, dat de schilderij een menselijke figuur voorstelde, groot en ten voeten uit geschilderd tegen een landschap als achtergrond. Die figuur, een man van ongeveer dertig jaar, met lokken en een korte dunne baard, zou Johannes de Doper, of Jezus als mens kunnen voorstellen. Ik herinner me de ellebogen en iets van kledingstof daarbij afhangend. De figuur stond een klein beetje met de benen uit elkaar, alsof hij van het schilderij af iets naar de verte wilde roepen of dat roepen in zijn houding wilde uitdrukken.
Later zag ik het weer schuin en de schilder, met een opgevouwen doekje in de hand, volmaakt rustig en op zijn gemak bezig met het schoonmaken. Zelf zat ik rechts apart, achter een breed soort tafel op schragen, of een lessenaar, en ik zag mezelf zo zitten, met een gladgeschoren gezicht, breed van boven en smal bij de kin, in een tamelijk heldere belichting, misschien ontstaan doordat er een glasplaat op de tafel voor mij lag.
Later probeerde ik die mannen duidelijk te maken, dat dit ook mijn thuis was en dat ik aanspraak erop kon maken mij hier te bewegen en tussen hen te verkeren. Hun duidelijke onwil kon ik niet aanvaarden en ik voelde wel dat ze in de grond me niet verwierpen, maar - zoals ik dat achteraf construeer - ze waren te oud geworden en in hun kostbare, zwijgende en brommerige vriendschap te zeer vergroeid, dan dat ze nog aan nieuwe relaties konden denken. Ik voelde mij als afgesneden van de bron van het leven, alsof men mij het recht betwistte (ontkende is beter) in en bij het mijne te leven. Ik herinner me dat ik zei schrijver te zijn, een argument dat mij voorkwam afdoende te wezen, maar dat op hen niet voldoende indruk maakte.
De ideale omstandigheden waaronder ik zou willen schrijven, die mij dus als een maximum voorkomen, zijn, vanuit de eisen van goede schrijfkunst gezien, een minimum: een zo juist door slaap of rust verfrist lichaam, een schoongewassen en bij de kin geschoren huid, een lichaam zonder afleidende of onrustig makende behoeften, schone kleren, een stemming zonder bitterheid, onrustigheid of zoiets en dan een betrekkelijke stilte in de omgeving.
Dit alles als ik ga beginnen. Ben ik er eenmaal ‘in’, dan komt er niets meer op aan.