Wohl uns des feinen Herrn!
‘Bekeert u. Volg Mij. Word rein. Demonen, gaat heen. Sta op, neem je bed op. Steek je hand uit. Ik ben het, wees niet bang. Kom over het water, Petrus. Talitha kumi. Breng je zoon hier. Laat die kinderen begaan. Effatha. In eeuwigheid uit jou geen vrucht meer. Vrouw, je bent beter. Lazarus, kom eruit.’
Woorden als deze, weerlichtend door het dikste zwerk van overlevering, commentaar en kritiek, hebben - om van het visuele op het acoustische over te gaan - het accent van volstrekte en oorspronkelijke macht. Nooit heeft iemand gesproken zoals deze mens. Hier is geen enkel probleem, behalve de vraag of men luisteren kan en wil. Dit is de stem van Iemand die de doden kan opwekken en werelden in de smeltkroes werpen. En die dit gaat doen.
Zijn onze gevoelens, gevoelentjes, waarbij zo vaak voorbijgaande lichamelijke factoren in het geding zijn, ten overstaan van zulk een Heer wel belangrijk? Het christendom is geen stemming, maar vrede, blijdschap, kracht. De bevindelijke vroomheid moge respectabel zijn, maar alle denkbare soorten vroomheid worden gerelativeerd, doordat de vrome mens volstrekt onbelangrijk wordt ten overstaan van zijn