vrouw, beroep. Van Deyssel wilde wel, opdat vrouwe Literatuur hem zou verschijnen, alles stukslaan tot een berg van schitterend gruis. Zo kan men in uiterste ogenblikken alle cathedralen, liturgische gewaden, beelden en monstransen, maar ook alle papieren pausen, geschriften, acta, reputaties op de paulinische drekhoop werpen, ‘wenn ich Ihn nur habe, wenn Er mein nur ist’. Maar juist dan krijgt men heel wat terug, want alleen datgene wat men van Christus teruggekregen heeft, is ‘bezit’.
In Lukas 14: 33 leest men (Willibrord-vertaling): ‘Zo kan niemand van u mijn leerling zijn, als hij zich niet losmaakt van al wat hij bezit.’ Hier ligt het begin van de evangelische ambivalentie.
Wat mij in de krant het meest interesseert, is de wereldpolitiek en het kerknieuws, internationaal gezien. Maar in deze actualiteit ligt altijd een gevaar op de loer, dit gevaar namelijk, dat het nieuws het commentaar bepaalt. Hier dreigt, wat de dichter A. Roland Holst noemt ‘het schrikbewind van uur en feit’. Niet het nieuws bepaalt het commentaar, maar het goede commentaar geeft een visie op het nieuws. Het commentaar moet zowel immanent als transcendent zijn, anders raken we niet uit de verbijstering weg. Uit de doolhof der complicaties verlos ons, Heer.