Twintigste tooneel.
Fredrik, in Vrouwe kleederen, Reinhart, Grypardus, Jochem Heeler, Slokop.
Fredrik, hebbende Slokop by de mouw.
JOu schelm als je bent; meenje me zoo die kostelyke Schilderyen te ontdragen?
Ik meen morgen zelfs by den Officier te gaan, om over die guittestukken te klagen.
Hoor eens, Juffrouw, je bent mogelyk de Vrouw van den Falliet;
Het is met geen intentie, om u, of de Krediteuren te benadeelen, geschied:
Ik en dezen Heer hadden een weddenschap over die twee Schilderyen;
Ik zey, dat het twee Principalen waren, en hy hield het voor Kopyen:
Om nu decisie van de zaak te hebben, zonden wy de stukken aan een vrind,
Met verzoek, dat hy eens zou oordeelen, wie het van ons beyde wint.
Dat zyn maar bableguigjes, om het schelmstuk wat kleur te geven.