De hedendaagsche bankroetier achterhaalt
(ca. 1713)–Frans Rijk–
[pagina 56]
| |
Grypardus.
Ja; is 't geen Sterfhuis, daar de Man Civiliter overleden is?
Slokop.
Dat 's waar; maar wy slachten de Doodgravers, die by de Lyken zingen in 't graf;
Want dat by Civiliter sterven, daar leven wy af.
Grypardus.
Daar, breng die Schilderyen tot mynent; het een is een Landschap, en 't ander een Stil leven.
Maar zeg myn Vrouw, dat se je de twee stukken, die op 't zolder staan, weêrom moet geven.
Slokop, met de Schilderyen weg gaande.
Als 't u beliefd, Monsieur Grypardus.
Grypardus.
Zie, die zal ik nu hangen in de plaats:
Want het getal van de Schilderyen moet uitkomen, anders komt het wat vaats.
Schryf nu maar, dat je, op de groote Zaal, achtien Schilderyen hebt gevonden,
Zonder de qualiteit, of Meester te noemen; daar ben je niet aan verbonden.
Jochem.
Dat weet ik wel: zie je my aan voor zulk een onnozel lam?
Ik heb die knepenwel gekend, zoo dra ik aan de kamer quam.
Hy toond den Inventaris.
Zie eens, op wat manier ik het goed op de Zaal heb aangeschreven:
Achtien Schilderyen, bestaande in Historiën, Landschappen, en Stil leven.
Een kostelyk Ledekant, behangen met purper Armozyn.
Item een ingeleyde Tafel, met twee dito Tabletten, bezet met Porcelein.
Noch twee dito Geridons, en twee paar konstige Alkatyven.
| |
[pagina 57]
| |
En,... maar zacht, wat hoor ik daar?
Fredrik van binnen.
Hou, dieven! dieven! dieven!
Grypardus.
Och, 't is Slokop! de Wacht heeft hem beet. Wy zyn zeker verraan.
Jochem.
ô! Geef de Wacht maar een steekpenning: die zal hem dan wel laten gaan.
|
|