De hedendaagsche bankroetier achterhaalt(ca. 1713)–Frans Rijk– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Derde tooneel. Fredrik, Margreet, Wouter. Fredrik. WAt bruit me de gek: hy had van quaadheid haast weggeloopen. Ik beklaag waarachtig de menschen, die uit nood speelen Bankrot: Dat Kanalje slacht de Hoeren, 't neemt geld van te vooren, en dan is 't quansuis voor 't verschot. Margreet. Is 't niet, als ik gezeid heb, het geld heeft geen zegen, Het welk met woeker, of bedrog word gekroegen? Dit is nu noch maar een begin met de Solliciteur. Fredrik. Wat zal ik doen? ik ben 'er meê opgescheept, en moet 'er meê deur. In zulk een okasie moet men zoo wat lyden en verdraagen. Wouter, ga eens na 't Posthuis, om na de Hamburger brieven te vraagen: En van daar op de Beurs, om te hooren, wat daar van my al word verteld. En als iemand vraagd; hoe vaard uw Meester? zoo zeg, dat hy met een quaje loop is gequeld, Waar door hy, in de eerste maand, op de Beurs niet zal komen. Nu wakker, als een man; hoe sta je zoo te droomen? Toon, dat gy myn Dochter, die ik aan u gegeeven heb, waardig zyt. Wouter. 't Is goed, Sinjeur. Vorige Volgende